H3: Unidad 1 Les 2

1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Después de la clase...
  • Je kan het meewerkend en lijdend voorwerp gebruiken in eenvoudige zinnen. 
  • Je kent verschillende tijdsaanduidingen
  • Je kan aanwijzende voornaamwoorden gebruiken. 



 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

LessonUp
-Om lessen terug te kijken

Slide 5 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in het Spaans?
A
Objeto indirecto
B
Pronombres personales
C
Preposiciones
D
Objeto directo

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in het Spaans?
A
Objeto directo
B
Pronombres personales
C
Preposiciones
D
Objeto indirecto

Slide 7 - Quiz

Lijdend voorwerp/ objeto directo
Gramática
 Wat is een lijdend voorwerp?
-Degene die/ datgene dat de werking van het gezegde ondergaat.

  Julia koopt een nieuwe fiets (lijdend vw).  
  Julia compra una bici nueva
  


Slide 8 - Slide

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)
Gramática
  Je kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijke       voornaamwoord. 

  Julia koopt een nieuwe fiets (lijdend vw).  
  Julia compra una bici nueva
  
  Julia koopt het.
  Julia la compra.


Slide 9 - Slide

¡A practicar!

1. Maria lee la revista.
2. Ayer compré flores.
3. Nosotros escuchamos música.
4. Los niños comen helado.
5. Ella pidió un café.
Noteer het objeto directo naast elke zin (lijdend vw) en ervang het door het juiste voornaamwoord.
Let op! De OD komt altijd voor de pv.

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp/ objeto indirecto

Gramática
Wat is een meewerkend voorwerp?
-Degene die iets ontvangt of iets verneemt
-Begint vaak met aan of voor / je kunt het in gedachten zetten.
-Staat direct voor de persoonsvorm.

Ik geef het boek aan Maria (meewerkend vw).
Yo doy el libro a Maria.


Slide 11 - Slide

Voornaamwoord als meewerkend voorwerp
                       (objeto indirecto)

Gramática
-Je kan het meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijke voornaamwoord.

Ik geef het boek aan Maria.
Yo doy el libro a Maria.

Ik geef het boek aan haar.
Yo doy le doy el libro. 

Slide 12 - Slide

Sleep de persoonlijke voornaamwoord naar de juiste objeto directo.
Él/ ella/ usted
Yo
Ellos/ ellas/ ustedes
Nosotros
Vosotros
Me
Te
Le
Nos
Os
Les

Slide 13 - Drag question

¡A practicar!
1. María compra un regalo para su amigo.
2. El profesor da una lección a los estudiantes.
3. Pedro escribe una carta a su abuela.
4. Nosotros enviamos un paquete a nuestros amigos.
5. Ana cuenta una historia a sus hermanos.
Noteer het objeto indirecto naast elke zin (meewerkend vw) vervang het door het juiste voornaamwoord.

Slide 14 - Slide

Combinatie van vnw als meewerkend vw en lijdend vw
Gramática

-Meewerkend vw staat altijd voor het lijdend vw en le(s) verandert dan in se. 

Ik geef  het boek aan haar
Se lo doy. ("se" = meewerkend vw vnw voor "aan haar" en "lo" het lijdend vw vnw. voor "het boek". 


Slide 15 - Slide

Tijdsduur
Gramática
  Desde...                         tijdstip   =  vanaf/ sinds (specifieke beginpunt in de tijd)
  Desde que...                + werkwoord =  sinds dat (gebeurtenis die vanaf een                                                                                       bepaald punt in de tijd plaatsvindt)

  Desde hace...               tijdsduur = al (hoe lang een bepaalde actie al bezig is)
Vivo en España desde 2018.

Ik woon in Spanje sinds 2018.


Isabel toca la guitarra desde que tiene seis años
Isabel speelt sinds haar zesde gitaar


Jaime y su novia viven juntos desde hace un mes
Jaime en zijn vriendin wonen al een maand samen. 
Voorbeelden

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

¡A practicar!
Vul in.
Completa las frases con estas palabras.
desde, desde hace

a. Vivo en Madrid ____________________8 años.
b. Mis primos están de vacaciones ____________________ ayer.
c. Tenemos a la perrita ____________________ solo dos meses
d. ____________________ que voy al instituto en  moto, estoy menos en forma.
e. Martina y yo nos conocemos ____________________ el año 2014.
f. ____________________ que voy a clase de guitarra, toco mucho mejor.
g. No veo a mis abuelos ____________________mucho.
h. Aprendo muchas palabras ____________________escucho música española 
  • desde hace
  • desde
  • desde hace
  • desde 
  • desde hace
  • desde  
  • desde  hace
  • desde que

Slide 18 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden = los demostrativos
Gramática
Wat is een aanwijzend vnw?
-Wijst iets/ iemand aan
-Het staat vóór datgene wat het aanwijst.

Is iets dichtbij?
Deze / dit
Of ver weg?
Dat / die


Let op!
In het Spaans moet je weer kijken naar:
-Mannelijk
=Vrouwelijk
-Enkelvoud
-Meervoud
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

Slide 19 - Slide

Los demostrativos
Gramática

enkelvoud
Dit boek --> este libro (el libro)
Deze tafel --> esta mesa (la mesa)

meervoud
Deze boeken --> estos libros
Deze tafels --> estas mesas

Slide 20 - Slide

Los demostrativos
Gramática
Vul de juiste vorm van het aanw. vnw (dichTbij) in:

1. En ________ restaurante se come muy bien.
2. ¡ ________ postre me gusta mucho!
3. _________ platos son típicos de España.
4. ¿Os han gustado _________ tapas?
5. _______ copa es grande.

Slide 21 - Slide

Los demostrativos
Gramática

enkelvoud
Dat boek --> ese libro (el libro)
Die tafel --> esa mesa (la mesa)

meervoud
Die boeken --> esos libros
Die tafels --> esas mesas


Slide 22 - Slide

Los demostrativos
Gramática
Vul de juiste vorm van het aanw. vnw (ver weg) in:

1. ________ chico es mi amigo
2. ________ chicas son mis hermanas.
3. ¿Quieres ________ sopa?
4. ________ pan no me gusta.
5. _______ palabra es muy difícil.

Slide 23 - Slide

Lesdoelen ✔
Después de la clase...

✔Je kan het meewerkend en lijdend voorwerp gebruiken in eenvoudige zinnen. 
✔Je kent verschillende tijdsaanduidingen
✔Je kan aanwijzende voornaamwoorden gebruiken. 



 

Slide 24 - Slide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 25 - Open question

Huiswerk
Los deberes para la próxima clase:
Maken: opdracht 10,11, 12 pagina 10/11
Leren:
 pagina 123 
  • ¿Qué me pongo? / Wat trek ik aan?
  • ¿Me puedo probar esta camiseta?/ Kan ik dat t-shirt passen?
  • El arte de vestirse/ De kunst van het aankleden

Slide 26 - Slide


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

¡Nos vemos la próxima clase!
¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 28 - Slide