2A-2B Voorbereiding SO lezen en woordenschat hdst. 1

1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesopbouw

Eerste blokuur

1.  15 minuten lezen.

2. Voorbereiding op de toets Lezen.

3. Opdracht: 

Tweede blokuur

1. Voorbereiding op de toets woordenschat.

2. Opdrachten:

3. Klaar? In stilte boek lezen of huiswerk maken.





Slide 2 - Slide

Lesdoel? 
-Je kent de belangrijke termen uit het hoofdstuk Lezen.
-Je kent de woorden die je voor de toets moet leren uit het hoofdstuk Woordenschat
-Je bent goed voorbereid op de toets. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesopbouw

Eerste blokuur

1.  15 minuten lezen.

2. Voorbereiding op de toets Lezen.

3. Opdracht: 

Tweede blokuur

1. Voorbereiding op de toets woordenschat.

2. Opdrachten:

3. Klaar? In stilte boek lezen of huiswerk maken.





Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

SOMS helpen tussenkopjes je om de deelonderwerpen te vinden.

Slide 9 - Slide

Bijvoorbeeld getallen, hoeveelheden, woorden die schuin gedrukt zijn of woorden die een andere kleur hebben. Deze woorden geven extra informatie. 

Slide 10 - Slide

Waar komt de tekst vandaan? 
Wat is het doel van de tekst? 
Is de tekst betrouwbaar? 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Voorbereiding op de toets Lezen
Een tekst heeft een inleiding, een middenstuk en een slot. Door een tekst duidelijk op te bouwen, zorg je voor structuur in een tekst. Door de structuur is een tekst prettig te lezen. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Inleiding                                           =



Middenstuk                                     =



Slot                                                      =
Je maakt kennis met het onderwerp van de tekst. Je aandacht wordt getrokken. Je wordt nieuwsgierig gemaakt, zodat je verder wilt lezen. De hoofdgedachte wordt kenbaar gemaakt.
Je vindt in de inleiding het antwoord op de vraag: Waarover gaat deze tekst? 

Het middenstuk is het grootste gedeelte van een tekst. Het  heeft als doel om aan de lezer de belangrijkste informatie te gegeven over het onderwerp.  Er worden verschillende aspecten (delen) van het onderwerp behandeld. Een deelonderwerp kan een voorbeeld zijn (bijvoorbeeld, zoals, zo) of voor-of nadelen. Het middenstuk bestaat vaak uit meerdere alinea's. De schrijver werkt de hoofdgedachte uit.


Het slot is de laatste alinea. De belangrijkste informatie wordt hier herhaald. De schrijver kan een conclusie trekken, (dus...)een oproep doen (doet u ook mee?), een mening (ik vind...) of een samenvatting geven (kortom...) 

Slide 17 - Slide

Deelonderwerpen                         =



Tussenkopjes                                  =

Hoofdgedachte                             = 
Het middenstuk bestaat vaak (niet altijd) uit meerdere alinea's. In de alinea's worden  deelonderwerpen behandeld. Er worden bijvoorbeeld voor-en nadelen besproken, of voorbeelden gegeven. 

SOMS helpen tussenkopjes je om de deelonderwerpen te vinden. 

De hoofdgedachte geeft in één zin antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 
De kortste samenvatting van de tekst.  

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Je ziet hiernaast de witregels en tussenkopjes. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Lesopbouw

Eerste blokuur

1.  15 minuten lezen.

2. Voorbereiding op de toets Lezen.

3. Opdracht: 2 A Boek? 2 B tekst

Tweede blokuur

1. Voorbereiding op de toets woordenschat.

2. Opdrachten:

3. Klaar? In stilte boek lezen of huiswerk maken.





Slide 24 - Slide

Opdracht: 
Zoek de juiste inleiding-middendeel en slot bij elkaar. 

Inleiding (cijfers)
middenstuk (letters alfabet)
slot (Romeinse cijfers)
Schrijf het zo op: 1-d-v

Slide 25 - Slide

Lesopbouw

Eerste blokuur

1.  15 minuten lezen.

2. Voorbereiding op de toets Lezen.

3. Opdracht: 

Tweede blokuur

1. Voorbereiding op de toets woordenschat.

2. Opdrachten:

3. Klaar? In stilte boek lezen of huiswerk maken.





Slide 26 - Slide

Woordenschat

Slide 27 - Slide

Wat is een synoniem? 


Wat is een omschrijving?



Scholier 

Scholier

Een synoniem is een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. 

 Nauwkeurig de bijzonderheden van iets aangeven; iets nauwkeurig beschrijven.

leerling (synoniem)

Iemand die naar school gaat.(omschrijving)


Slide 28 - Slide

Wat is een voorbeeld?





Wat is een tegenstelling? 




Iets duidelijk maken, iets toelichten met een beeld.
Een voorbeeld van een kleur is zwart
wit
rood 

Iets wat tegenover elkaar staat. 
zwart-wit
donker-licht




Slide 29 - Slide

Bekend woorddeel
Een deel van een woord is bekend. Daardoor kan je toch de betekenis uit het woord halen. 
on=niet                        onhygiënisch
her=opnieuw             hergebruik 
loos=zonder               bewegingloos, dakloos, draadloos


Slide 30 - Slide

Met beide benen op de grond staan:

Letterlijk


Met beide benen op de grond staan:

figuurlijk

Slide 31 - Slide

Met beide benen op de grond staan:

Letterlijk
Met beide benen op de grond staan:

figuurlijk
Ook nadat de voetballer veel wedstrijden had gewonnen,  bleef hij met beide voeten op de grond staan. Hij bleef nuchter, realistisch, reëel.

Slide 32 - Slide

Een stap in de goede richting zetten.

Letterlijk
Een stap in de goede richting zetten.

figuurlijk

Slide 33 - Slide

Een stap in de goede richting zetten.
Letterlijk


Een stap in de goede richting zetten.
figuurlijk
Beslissingen nemen / stappen zetten waardoor je dichter bij je doel komt. 

Slide 34 - Slide

Sommige dieren leven samen in groepen:
apen? 
bijen? 
meeuwen?
schapen?
vissen?
wolven? 


Een ...apen.
Een ...bijen.
Een ...meeuwen.
Een ...schapen.
Een ...vissen.
Een ...wolven. 

Slide 35 - Slide

Sommige dieren leven samen in groepen:
apen? 
bijen? 
meeuwen?
schapen?
vissen?
wolven? 


Een troep apen
Een zwerm bijen
Een kolonie meeuwen
Een kudde schapen
Een school vissen
Een roedel wolven




Slide 36 - Slide

Welk spreekwoord kan je uit deze afbeelding halen? 
2C 2D

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Na regen komt zonneschijn     =


na een periode van tegenslag, komt er een betere tijd

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Spreken is zilver, zwijgen is goud.           =
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
Omdat je in sommige situaties beter je mond kunt houden, is daar het duurdere metaal goud aan gekoppeld. Het is goed om ergens niet over te praten; het is heel waardevol om iets geheim te kunnen houden.

Slide 41 - Slide

Baat het niet dan schaadt het niet
Misschien helpt datgene wat je doet of gebruikt niet, maar je zult er ook geen nadeel van ondervinden. 

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

De daad bij het woord voegen
Iets zeggen en het dan ook onmiddellijk doen. 

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert. 
Je moet waardering hebben voor het kleine.

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. 
Een leugen lijkt soms zijn doel te bereiken, maar komt toch altijd uit. 

leugens komen altijd uit

Slide 48 - Slide

Lesopbouw

Eerste blokuur

1.  15 minuten lezen.

2. Voorbereiding op de toets Lezen.

3. Opdracht: 

Tweede blokuur

1. Voorbereiding op de toets woordenschat.

2. Opdrachten: Leer de woorden van woordenschat. 

3. Klaar? In stilte boek lezen of huiswerk maken.





Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide