Je gebruikt zu bij personen of bij een bepaalde plek (gebouw):
Sie will zu ihrem Onkel. / Wir fahren zum (zu dem) Supermarkt
Je gebruikt nach bij aardrijkskundige namen zonder lidwoord(steden/landen) + bij een richting
Sie fliegt nach Berlin. / Wir müssen hier nach rechts abbiegen.
Je gebruikt in bij landen met lidwoord en als je bij een gebouw letterlijk naar binnen gaat:
Er reist in die Schweiz. / Heute gehen wir in die Schule