Je leert het naamwoordelijk gezegde
Je kan het voorzetselvoorwerp in een zin met het naamwoordelijk gezegde benoemen
Je kunt het bijvoeglijk naamwoord in een zin met een koppelwerkwoord benoemen
Je kunt de telwoorden onderscheiden en benoemen
Je kunt onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden van elkaar onderscheiden en benoemen