Formuleren §3 Verwijswoorden (2)
Bij twijfel tussen
met wie en
waarmee:
- Met wie verwijst naar een persoon.
- Waarmee verwijst naar een dier of ding.
>> De hond waarmee Jonah wandelt, is een lief dier.
>> Ik kan goed samenwerken met de klasgenoot met wie ik
een presentatie moet houden.
>> Dat is het skateboard waarmee Jan naar school kwam.