Oefenen les 49 50 57 58

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 2 - Quiz

Noem de drie tekstverbanden.

Slide 3 - Open question

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 4 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 5 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna

Slide 6 - Quiz

Wat is het signaalwoord en wat voor tekstverband is het?

We hebben de wedstrijd verloren, maar we hebben ons best gedaan.

Slide 7 - Open question

Wat is het signaalwoord en wat voor tekstverband is het?

Tom gaf de punten door. Daarna telde ik ze op.

Slide 8 - Open question

Wat zijn de signaalwoorden en wat voor tekstverband is het?

Voor atletiek moet je ten eerste hard kunnen lopen en ten tweede moet je sterk zijn.

Slide 9 - Open question

Wat is het signaalwoord en wat voor tekstverband is het?

De leraar wiskunde is ziek, daardoor is de les uitgevallen.

Slide 10 - Open question

Ik ben goed in wiskunde, in Nederlands ben ik daarentegen minder goed.
A
Opsomming
B
Tijd
C
Tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Tekstverband = volgorde tijd
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook
voordat

  daarna

    maar

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Wat is een oorzaak-gevolg
A
Ik viel van de trap, doordat mijn veter loszat.
B
De spits van Ajax krijgt de bal goed aangespeeld, waardoor hij scoort.
C
Hij staat een acht voor de vakken wiskunde en Engels.
D
De kleuren van de vlag zijn geel en blauw.

Slide 14 - Quiz

signaalwoorden oorzaak-gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor, als gevolg van
C
ten eerste, verder, ook
D
tegenover, daarentegen

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Stappenplan informatie zoeken
  1. Bedenk wat je wilt weten over een onderwerp.
  2. Geef een duidelijke zoekopdracht.
  3. Selecteer de informatie die je kunt gebruiken.
  4. Lees de gevonden informatie goed door.
  5. Gebruik je eigen woorden en vermeld de bron.
  6. Gebruik verschillende zoekmachines.

Lees de stappen goed door.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
* Is de schrijver deskundig?
Weet hij veel van het onderwerp en heeft er ervaring mee.
Of zegt hij maar wat?

* Is de schrijver neutraal?
Verdient hij er aan als jij iets koopt of iets bezoekt?
Of maakt het voor hem niet uit wat hij doet? 

Slide 19 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
* Is de schrijver deskundig?
Weet hij veel van het onderwerp en heeft er ervaring mee.
Of zegt hij maar wat?

* Is de schrijver neutraal?
Verdient hij er aan als jij iets koopt of iets bezoekt?
Of maakt het voor hem niet uit wat hij doet? 

Slide 20 - Slide