Les 10 XXL

Wat is de laatste stap van de methodische cyclus?
A
Plannen
B
Verkennen
C
Evalueren en bijstellen
D
Acties uitvoeren
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
Signaleren en begeleidenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de laatste stap van de methodische cyclus?
A
Plannen
B
Verkennen
C
Evalueren en bijstellen
D
Acties uitvoeren

Slide 1 - Quiz

Als je gaat rapporteren na een vervelende situatie op je werk is het belangrijk om
A
Objectief te rapporteren
B
Subjectief te rapporteren
C
Je gevoelens van je af te schrijven
D
Je schrijft niets op

Slide 2 - Quiz

Observeren is....
A
Gepland
B
Ongepland

Slide 3 - Quiz

Objectief of subjectief?
´Mw. heeft vandaag 800ml water gedronken´
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 4 - Quiz

Welke tip voor het geven van feedback is onjuist?
A
Spreken in de wij-vorm
B
Kies het juiste moment
C
Geef aan welk effect het gedrag op jou heeft
D
Ga na of de ander je begrijpt

Slide 5 - Quiz

Hoe herken je onbegrepen gedrag?
A
Het roept vaak een negatieve emotie op bij jezelf
B
Het roept vaak een positieve emotie op bij jezelf

Slide 6 - Quiz

Financiën, ADL en psychische gezondheid zijn onderdelen van.....
A
De 9 leefgebieden
B
De methodische cyclus

Slide 7 - Quiz

Doel: Dhr. maakt zijn keuken schoon.
Is dit doel SMART?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Wat is het allerbelangrijkste bij het omgaan met een agressieve cliënt?
A
Rustig blijven
B
Letten op je eigen veiligheid
C
Goed luisteren
D
Samenvatten

Slide 9 - Quiz

Eigen regie kan ook betekenen dat je een taak overneemt
die de cliënt in principe zelf kan uitvoeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Bij Veilig Thuis kun je alleen meldingen maken van onveilige situaties
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat vraag je bij het evalueren van de WMO- indicatie begeleiding?
A
Is het doel bereikt?
B
Wat is de begeleidingsvraag?
C
Welke problemen geeft de client aan?
D
Welke acties worden er uitgevoerd?

Slide 12 - Quiz

Je cliënt geeft aan jou te slaan als jij de badkamer niet schoonmaakt vandaag. Wat voor soort agressie is dit?
A
Passieve agressie
B
Instrumentele agressie
C
Frustratie agressie
D
Expressieve agressie

Slide 13 - Quiz

Doel: Iedere donderdag om 10:00 uur brengt dhr. de vuilniszak naar buiten.
Is dit doel SMART?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Wat is expressieve agressie.
A
gericht op situatie of organisatie
B
bewust agressie inzetten om doel te bereiken / dreigen
C
opgestapelde frustratie/ emotie
D
neurologische of psychische aandoening

Slide 15 - Quiz

Je eigen emoties horen niet thuis in een rapportage
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Passieve boosheid is:
A
Fysieke agressie
B
Negeren
C
Schreeuwen
D
Anderen beschuldigen

Slide 17 - Quiz

Wat hoort NIET bij de presentiebenadering
A
Iemand negeren
B
Naast je cliënt staan, niet erboven
C
Observeren, signaleren en rapporteren
D
Vertrouwensband opbouwen staat centraal

Slide 18 - Quiz


´Heeft u lekker geslapen?´
A
Dit is een open vraag
B
Dit is een gesloten vraag

Slide 19 - Quiz

Objectief of subjectief?
´De kamer is mooi ingericht´
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 20 - Quiz

Als iemand geen antwoord geeft wil dat zeggen dat iemand niet wil praten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Hoe ga je NIET om met iemand met een angststoornis
A
Erken het gevoel van de ander
B
Neem de angst serieus zonder oordeel
C
Blijf zelf rustig
D
Zeggen dat het helemaal niet eng is

Slide 22 - Quiz


Mensen met borderline voelen emoties

A
heftiger dan anderen
B
zijn emotieloos
C
minder dan anderen
D
als storend

Slide 23 - Quiz

Je cliënt heeft je uitgescholden omdat je het verkeerde schoonmaakmiddel hebt gebruikt. Wat doe je?
A
Je bied je excuses aan maar zegt ook dat je niet wil dat er gescholden wordt.
B
Je biedt je excuses aan, de cliënt heeft een reden om boos te zijn.
C
Je gaat direct naar huis.
D
Je doet alsof je het niet gehoord hebt.

Slide 24 - Quiz

Je cliënt vraagt jou om hulp maar dit hoort niet bij jouw werk. Wat doe je?
A
Je helpt je cliënt toch, ze heeft een zoon maar die woont ver weg.
B
Je geeft aan dat je deze taak niet kan uitvoeren (grens aangeven).
C
Je geeft aan dat je deze taak niet kan uitvoeren maar kijkt samen met je cliënt wie dit wel zou kunnen doen.

Slide 25 - Quiz

Je cliënt (93) weet niet meer of hij vandaag al gedoucht heeft. Verder merk je geen bijzonderheden op. Dit is een;
A
Acute situatie, je gaat direct actie ondernemen en belt de huisarts.
B
Afwacht situatie, je rapporteert je bevinding en kijkt of het volgende week weer opvalt.

Slide 26 - Quiz

Je hebt het idee dat je cliënt bang is om naar buiten te gaan, wat doe je?
A
Je rapporteert dat dhr. bang is om naar buiten te gaan.
B
Je check bij je cliënt of je gevoel klopt.
C
Je vraagt aan de cliënt zijn kinderen of zij ook dit gevoel hebben.
D
Je vraagt aan de buren of hij je cliënt nog wel eens buiten ziet

Slide 27 - Quiz

Het valt je op dat je cliënt niet wil helpen met de afwas. Wat doe je?
A
Je rapporteert je bevindingen.
B
Je doet de afwas alleen, hij heeft gisteren een verjaardag gehad en zal wel moe zijn.
C
Je vraagt aan je cliënt waarom hij vandaag niet meehelpt.
D
Je geeft aan dat je cliënt je moet helpen zoals afgesproken is.

Slide 28 - Quiz