Woordsoorten: Met mijn aardige klasgenoten had ik het eerste lesuur afgesproken omdat ik 2 lesuren wilde werken aan ons huiswerk voor dat lastige vak genaamd Spaans.
-
wkww = scheert (zich), wast (zich), vergist (zich), etc.
- wvn = zich/me/je/u/ons (slaat terug op het onderwerp)
- wgv = elkaar/elkaars
- psv = verwijst naar een persoon of iets (hij/zij/ik/jullie/het/etc.)
- bzv = geeft aan van wie/wat zn is (kan ervoor of erna) (zijn/uw/onze/mijn/etc.)
- av = die, deze, dit dat, zulke, welk(e)
- vrv = wie, wat, welke, wat voor een (kan ook zonder vraagzin) --> Ik vroeg me af wie/wat ......etc.
- bhtw = duidelijke hoeveelheid (tien, twaalf, etc.)
- ohtw = onduidelijke hoeveelheid (veel, weinig, etc.)
- brtw = duidelijk op welke rang/volgorde (eerste, tweede, etc.) --> eindigt op -de of -ste
- ortw = onduidelijke op welke rang/volgorde (meeste, minste, etc.) --> eindigt op -de of - ste