2hva 16-9-2024 - H2 woordenschat 1e les

Startopdracht
Ga zitten en maak deze opdracht in je schrift.
Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden in de a- en de b-zinnen?
1. a. In de lente staan de koetjes en kalfjes heerlijk in de wei te grazen.
    b. Ik vind het heerlijk om met Marieke over koetjes en kalfjes te praten.
2. a. De misdadiger greep zijn slachtoffer bij de keel en duwde hem                  tegen een muur.
    b. Toen Pim de slang dichtbij zag kruipen, greep de angst hem bij de             keel.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Startopdracht
Ga zitten en maak deze opdracht in je schrift.
Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden in de a- en de b-zinnen?
1. a. In de lente staan de koetjes en kalfjes heerlijk in de wei te grazen.
    b. Ik vind het heerlijk om met Marieke over koetjes en kalfjes te praten.
2. a. De misdadiger greep zijn slachtoffer bij de keel en duwde hem                  tegen een muur.
    b. Toen Pim de slang dichtbij zag kruipen, greep de angst hem bij de             keel.

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen

Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg H2, Woordenschat (v.a. blz. 54)
       Metaforen en personificatie 
       (en metonymie (vwo))





Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Bespreken huiswerk H1 WS: opdrachten 1 t/m 4

Slide 4 - Slide





Iedereen:
Na deze lessen kun je:
metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Vwo:
Na deze lessen kun je:
metonymie herkennen en begrijpen. 

Doel

Slide 5 - Slide

Wat is geen doel van een vergelijking?
A
Een aantrekkelijkere tekst
B
Iets wordt extra duidelijk
C
Iets tegenover elkaar zetten
D
Iets wordt extra krachtig

Slide 6 - Quiz

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 7 - Quiz

Wat is de vaste vergelijking?

zo slim als een...............
A
vis
B
kraai
C
vos
D
hond

Slide 8 - Quiz

Wat is de vaste vergelijking?

een ......... van een baby
A
wolk
B
walm
C
watje
D
wolletje

Slide 9 - Quiz

Wat is de vaste vergelijking?

een ........ van een film
A
drama
B
draak
C
droom
D
domper

Slide 10 - Quiz

H2 WS Metafoor en personificatie (blz. 54)
Vergelijking:
2 dingen naast elkaar die op elkaar lijken (object (o) en beeld (b)).
Metafoor
  • object en beeld vallen samen.
  • Voetbal is als oorlog of voetbal is oorlog.
  • Die engel heeft ons heel goed geholpen.
  • Vaak in de vorm van een spreekwoord.
  • Als het kalf verdronken is, dempt men de put.

Slide 11 - Slide

H2 WS Metafoor en personificatie (blz. 54)
Personificatie:
  • Een voorwerp, plant, dier of abstract begrip krijgt een menselijke eigenschap.
  • De zon gluurt over de bergen.
  • De toekomst lacht mij tegemoet.
  • De bomen wiegen in de wind. 

Slide 12 - Slide

Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks.
(Wat wordt daarmee bedoeld?)
A
De betreffende persoon is heel lief.
B
De betreffende persoon is heel lelijk.
C
De betreffende persoon is heel gemeen.

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een personificatie?
A
De stoel kreunde onder zijn gewicht.
B
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop
C
Karel kreeg op zijn veertiende eindelijk de baard in de keel.

Slide 14 - Quiz

Welke zin bevat een personificatie?
A
Die Van Gogh is heel veel geld waard.
B
De zon kust de zee.
C
Ik heb honger als een paard
D
De appel valt niet ver van de boom.

Slide 15 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak is een 'personificatie'?
A
Ze kreunde als een barende vrouw.
B
De bomen kreunden onder de laag sneeuw.

Slide 16 - Quiz

Welk van de onderstaande beeldspraken is een personificatie.
A
De wind stoeide met de bladeren.
B
Na de voorstelling klapte de zaal.
C
Zij is zo vlug als water.

Slide 17 - Quiz

"Het papier is geduldig."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Metonymie
Beeldspraak => overeenkomst
Metonymie => niet gebaseerd op overeenkomst.
=> ander verband tussen object (o) en beeld (b).
  • De neus zit al jaren in de gevangenis. 
  • neus => metoniem => Holleder

Slide 19 - Slide

Je noemt bij metonymie bijvoorbeeld:
  • een deel  (pars), maar bedoelt een geheel (totum) => pars pro toto (Even de neuzen tellen.)
  • een geheel, maar bedoelt een deel. => Nederland verloor met 1-2 van Duitsland.
  • de plaats/ruimte, maar bedoelt de mensen die er zijn. => Het hele hotel werd ziek.
  • de producent, maar bedoelt het product. => Ik heb een Samsung.
  • de eigenschap, maar bedoelt de persoon. => Die hinkepoot.
  • het materiaal, maar bedoelt het voorwerp. => Femke won goud  op de Olympische Spelen.
  • het voorwerp, maar bedoelt de inhoud. => Ik lust nog wel een glas.
  • een aardrijkskundige naam, maar bedoelt het product dat daarvandaan komt. => Slochteren levert veel geld op (gas).

Slide 20 - Slide

Wat:
Havo/vwo: H2, WS (blz. 54 e.v.): 
maak opdracht 1. 

Hoe:
Samen met je buurman of 
buurvrouw.

Klaar?
Ga verder met opdrachten 2 t/m 4.

Heb je alles af, dan kijk je je antwoorden na.  





Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 21 - Slide






Iedereen:
Na deze lessen kun je:
  • metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.
Vwo:
Na deze lessen kun je:
  • metonymie herkennen en begrijpen. 

Doel

Slide 22 - Slide

Huiswerk
maandag 23 september:
H2, WS (blz. 54 enz.)
Iedereen
Maken: opdrachten 1 t/m 4

vwo:
maken: opdrachten 1, 5 en 7 (metonymie) (Deze opdrachten staan online in de planning.)

Leren:
Iedereen
theorie H1 (blz. 24) en woordenlijst H1 (in SOM)
theorie H2 (blz 54) en doorlezen woordenlijst H2 (in SOM)
vwo
theorie H2 metonymie 


Slide 23 - Slide