This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Verwering
Erosie
Sedimentatie
Slide 1 - Drag question
Hoe wordt een groot pakket van ijs in de bergen ook wel genoemd?
Slide 2 - Open question
Het uitschuren van gesteente door water, wind en verweringsmateriaal wordt ook wel........genoemd
A
Verwering
B
Erosie
C
Massabeweging
D
Sedimentatie
Slide 3 - Quiz
Het neerdalen van materiaal als de transportsneheid van water, wind of ijs afneemt heet:
A
Sedimentatie
B
Reliëf
C
Verwering
D
Zwerfstenen
Slide 4 - Quiz
Een U-dal wordt gevormd door:
A
De wind
B
Een rivier
C
Een gletsjer
D
De zee
Slide 5 - Quiz
Welke bewering klopt?
A
Zand is kleiner dan grind en klei
B
Grind is kleiner dan zand en klei
C
Klei is kleiner dan zand en grind
Slide 6 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta
Slide 7 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta
Slide 8 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta
Slide 9 - Quiz
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Slide 10 - Drag question
Welke drie rivieren waren heel belangrijk voor de Nederlandse landschap?
A
De IJssel, de Waal,
de Neder-Rijn
B
De Waal, de Donau, de Rijn
C
De Maas, de Rijn,
De Schelde
D
De Maas, de IJssel en de Nijl
Slide 11 - Quiz
Een V-dal is gemaakt door:
A
een lawine
B
een gletsjer
C
mensen
D
een rivier
Slide 12 - Quiz
Op de foto zie je een voorbeeld van ...
A
erosie
B
sedimentatie
C
verwering
Slide 13 - Quiz
Een stuk land dat door een dijk is omringd en waar de waterstand door mensen wordt geregeld heet...
A
gemaal
B
terp
C
polder
D
waddenzee
Slide 14 - Quiz
Wat zie je op de foto?
A
Stuwwallen
B
Terpen
C
Oeverwal
D
Dijken
Slide 15 - Quiz
Duinen
Terp
Polder
Gemaal
Slide 16 - Drag question
Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving
Slide 17 - Quiz
Amsterdam ligt
A
onder zeeniveau
B
boven zeeniveau
C
Tussen in
Slide 18 - Quiz
Apeldoorn is in Oost Nederland en ligt in
A
Laag Nederland
B
Midden Nederland
C
De Veluwe
D
Hoog Nederland
Slide 19 - Quiz
Waar woonden mensen op toen er nog geen duinen en dijken waren?
A
Dijken
B
Hollandveen
C
Oude duinen
D
Terpen
Slide 20 - Quiz
Gemaal
Polder
stroomgebied
Dijken
Slide 21 - Drag question
Hoeveel % van Nederland ligt onder NAP (Normaal Amsterdams Peil)
A
Meer dan 25%
B
meer dan 50%
C
Meer dan 60%
D
Meer dan 80%
Slide 22 - Quiz
Hoeveel % zou onder water staan als NL geen dijken & duinen zou hebben?
A
24%
B
52%
C
66%
D
72%
Slide 23 - Quiz
Wat zie je op de foto?
A
Heuvel
B
Terp
C
Dijk
D
Duin
Slide 24 - Quiz
Wat zie je op de foto?
A
Heuvel
B
Terp
C
Dijk
D
Duin
Slide 25 - Quiz
Wat ligt hoger?
A
Oeverwal
B
Komgrond
C
Zomerdijk
D
Komgrond
Slide 26 - Quiz
Hoe ziet het rivierenlandschap van de Rijn eruit in Nederland?
A
Langs de rivier zie je dijken
B
Langs de rivier zie je veel dieren en bossen
C
Langs de rivier zie je bergen
D
Langs de rivier zie je komgronden en oeverwallen
Slide 27 - Quiz
horst
Sedimentatie
Snelle stroming
Lage stroming
Erosie
Slide 28 - Drag question
Uiterwaard
Terp
Stuwen
Wielen
Het stuk tussen de zomerdijk en winterdijk
Kunstmatige heuvel
Slide 29 - Drag question
Wat is het verschil tussen een zomerdijk en een winterdijk?
A
Een winterdijk wordt in de herfst opgebouwd en in de lente afgebroken
B
Een zomerdijk is minder stijl zodat je er goed op kunt picknicken
C
Een winterdijk is hoger dan een zomerdijk
D
De winterdijk is ter bescherming tegen het ijs
Slide 30 - Quiz
Sleep het juiste antwoord naar de juiste plek.
Bovenloop
Benedenloop
Middenloop
Slide 31 - Drag question
De Alpen zijn een....
A
Oud gebergte
B
Vlak gebergte
C
Plooiingsgebergte
D
Vulkanisch gebergte
Slide 32 - Quiz
Wat past niet in het rijtje?
A
Benedenloop
B
Wijde bochten
C
Veel water
D
Erosie
Slide 33 - Quiz
Eerst Daarna Nu
Sleep de plaatjes in de juiste volgorde. Hoe ontstonden de Alpen?
Slide 34 - Drag question
Vul in: De buitenste schil van de aarde is de.............. . Die bestaat uit verschillende.................. Bij de Alpen botsen twee..............platen op elkaar. Ze vervormen en zo is een................gebergte ontstaan. Waar staan invulwoorden in de juiste volgorde genoemd.
A
Aardkern, platen, land en plooiings.
B
Aardkorst, platen, land en plooiings.
C
Aardkern, platen, aard en plooiings.
D
Aardkern, platen, aard en land.
Slide 35 - Quiz
Vul in: Een gletsjer ontstaat in de bergen in de.................. Het ijs van de gletsjer stroomt langzaam naar beneden. De gletsjer is dan net schuurpapier. Dat komt door................... Er wordt een...............uitgeschuurd. Waar staan de juiste woorden genoemd.
A
Rotsgordel, het ijs dat erin zit en U-dal.
B
Naaldboomgordel, de stenen die erin zitten en V-dal.
C
Zone van eeuwige sneeuw, de stenen die erin zitten en U-dal.
D
Alpenweide, de sneeuw die erin zit en V-dal.
Slide 36 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Een plooiingsgebergte ontstaat als twee landplaten langs elkaar bewegen.
B
Gletsjers schuren V-dalen uit en rivieren U-dalen.
C
Bij het stroomgebied van de Rijn horen de Rijn en alle zijrivieren.
D
De Rijn in Nederland is een gletsjerrivier.
Slide 37 - Quiz
Welke uitspraak is niet juist?
A
Als in de winter en in de zomer veel toeristen naar een gebied komen, spreek je van een dubbelseizoen.
B
Bij het stroomgebied van de Rijn horen de Rijn en alle zijrivieren.
C
In de bovenloop van een rivier stroomt het water snel en wild en komt veel erosie voor.
D
Een plooiingsgebergte ontstaat als twee landplaten langs elkaar bewegen.
Slide 38 - Quiz
V-dal
U-dal
Bovenloop
Slide 39 - Drag question
Waar vindt erosie plaats en waar sedimentatie?
A
Erosie in de bovenloop, sedimentatie in de benedenloop
B
Sedimentatie in de bovenloop, erosie in de benedenloop
C
Sedimentatie in de benedenloop, erosie in de middenloop en sedimentatie in de bovenloop
D
Erosie in de benedenloop, erosie in de middenloop en sedimentatie in de bovenloop
Slide 40 - Quiz
Sedimentatie komt vooral voor in de .....?
A
Benedenloop
B
Bovenloop
Slide 41 - Quiz
iemand doet twee uitspraken:
I In de bovenloop is de stroomsnelheid van de rivier hoog. II in de benedenloop stroomt de rivier het snelst.
A
Uitspraak I is juist en II is onjuist
B
Uitspraak I is onjuist en II is juist
C
Uitspraak I en II zijn onjuist
D
Uitspraak I en II zijn juist
Slide 42 - Quiz
afbraakkust
aanslibbingskust
Slide 43 - Drag question
Waarom is een klifkust van bovenaf nooit helemaal recht?
A
door stroming van het water
B
Omdat het gesteente niet overal even hard is
C
Door temperatuurverschillen
D
Door de verschillende windrichtingen
Slide 44 - Quiz
Sleep de bergippen naar de juiste plaats in de afbeelding