Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets op een bepaald moment is. Een voorbeeld is de hoeveelheid spaargeld die je op een bepaald moment hebt.
Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer. Een voorbeeld is de rente die je op je spaargeld krijgt.
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Voorraad- & stroomgrootheden
Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets op een bepaald moment is. Een voorbeeld is de hoeveelheid spaargeld die je op een bepaald moment hebt.
Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer. Een voorbeeld is de rente die je op je spaargeld krijgt.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
www.nibud.nl
Slide 11 - Link
Slide 12 - Slide
Waarom kan een flexibel arbeidscontract een reden zijn om geen kinderen te krijgen?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
4.5 Taakverdeling in de huishouding
- Opgroeiende kinderen
- Meer of minder werken?
- Wie doet het huishoudelijk werk?
Slide 15 - Slide
Taakverdeling
- Rolverdeling heeft te maken met geldelijke opofferingskosten. Hoe hoger het inkomen, des te hoger de opofferingskosten van korter werken.
- Als iedereen zich bezighoudt waar hij/zij goed in is, besteed je zo min mogelijk tijd aan het huishouden.
Slide 16 - Slide
Klassikaal opdracht 4.12 a
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
Tuin onderhouden
totaal
Slide 17 - Slide
Klassikaal opdracht 4.12 a
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
8 uur
8 uur
Tuin onderhouden
2 uur
2 uur
totaal
8 uur
2 uur
10 uur
Slide 18 - Slide
Klassikaal opdracht 4.12 c
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
Tuin onderhouden
totaal
Slide 19 - Slide
Klassikaal opdracht 4.12 c
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
6 uur
3 uur
9 uur
Tuin onderhouden
2 uur
2 uur
totaal
6 uur
5 uur
11 uur
Slide 20 - Slide
Absoluut en comparatief voordeel
Absoluut voordeel = de ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren.
Comparatief voordeel = Relatief voordeel: iemand heeft een comparatief voordeel bij de taak waar hij in vergelijking met de ander het minst slecht in is of in vergelijking met de ander de grootste voorsprong in heeft.
Slide 21 - Slide
Tabel 4.12
Fatima heeft een absoluut voordeel bij zowel koken als schoonmaken. Echter Roy heeft een kleinere achterstand bij koken dan bij schoonmaken. Roy heeft een comparatief voordeel bij koken.
Fatima heeft in vergelijking met de ander de grootste voorsprong bij schoonmaken, dus Fatima heeft een comparatief voordeel bij schoonmaken.
Slide 22 - Slide
Klassikaal opdracht 4.13
Fatima
Roy
Totaal
Koken
Schoonmaken
totaal
Slide 23 - Slide
Klassikaal opdracht 4.13
Fatima
Roy
Totaal
Koken
2 uur
6 uur
8 uur
Schoonmaken
12 uur
12 uur
totaal
14 uur
6 uur
20 uur
Slide 24 - Slide
Aan de slag/ huiswerk
4.10 t/m 4.15
Slide 25 - Slide
Programma
- paragraaf 4.6
- oefenen
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
4.6 Koophuis of huurhuis?
Recht van hypotheek. Het recht dat indien de schuld niet kan worden afbetaald, het onderpand gedwongen verkocht mag worden om daarmee de schuld af te betalen.
Hypotheekgever en hypotheeknemer
Slide 28 - Slide
Wat is het voordeel van huren van een woning?
Slide 29 - Open question
Wat is het voordeel van kopen van een woning?
Slide 30 - Open question
Annuïteit
Een annuïteitenhypotheek heeft de volgende kenmerken:
tijdens de looptijd los je periodiek af;
de bruto maandlasten zijn elke maand hetzelfde;
de netto maandlasten stijgen langzaam, omdat het belastingvoordeel afneemt.
Slide 31 - Slide
Lineair
De kenmerken van een lineaire hypotheek zijn:
tijdens de looptijd los je elke maand hetzelfde bedrag af;
in het begin betaal je veel rente, aan het einde weinig;
zowel de bruto- als de netto hypotheeklasten dalen in de loop van de tijd.
Slide 32 - Slide
Stroomgrootheid
Voorraadgrootheid
Betaalde hypotheekrente
Huur
Hypotheekschuld
Onderhoudskosten
Slide 33 - Drag question
Antonia en Stella kopen een huis voor 4 ton. Ze lenen het geld bij de bank. Als Antonia en Stella hun baan verliezen, moeten ze het huis verkopen. Ze hadden al € 50.000 afgelost. De woning is 20% in waarde gedaald. Bereken de restschuld na verkoop.