21 01 25 M1 spelling

Goedemorgen M1
                            Nieuws van dit weekend?






1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Goedemorgen M1
                            Nieuws van dit weekend?






Slide 1 - Slide

Wat is jou het meest opgevallen in het nieuws dit weekend?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Link

www.menti.com

 code 22 38 85 1

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog van het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog van het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Oefening in forms, werken in duo's
https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=RswIyUxVMUGGU0VSLmjikQdmft8e3rxOs2G3ZbBFtfNUMDEyMk1BMURNRU9USTU3WUFDMlVOVDBWQy4u


Slide 8 - Slide

Deel 2

Slide 9 - Slide

De regels van verkleinwoorden
1 taxi/lolly/spray
camping/leerling
3 A4/CD
4 paraplu

Slide 10 - Slide

zon + bril
A
zonnebril
B
zonnenbril

Slide 11 - Quiz

De regels van verkleinwoorden
Met een achtervoegsel: meestal zoals het klinkt!
maar
1-Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
2-Bij woorden die eindigen op een lange klinker verdubbel je de klinker.
3-Bij woorden die eindigen op -i voeg je een -e toe. Bij woorden op -y (met een medeklinker ervoor) of op -u (uitgesproken als oe) schrijf je een apostrof.
4-Je gebruikt ook een paostrof bij cijfer- en letterwoorden

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

De tussen -n in samenstellingen
Hoe zat dat ook alweer, kijk nog eens in je samenvatting

Slide 14 - Slide

De tussen-n

Slide 15 - Slide

fiets + rek
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 16 - Quiz

stad = centrum
A
stadcentrum
B
stadscentrum

Slide 17 - Quiz

hoog + school
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 18 - Quiz

zaak + man
A
zakenmannen
B
zaakmannen
C
zakenlui
D
zakenlieden

Slide 19 - Quiz

arm + lui (lui/lieden/mannen)
A
armenlui
B
armelui

Slide 20 - Quiz

ver + kijker
A
verkijker
B
verrekijker
C
verrenkijker

Slide 21 - Quiz

Maken en huiswerk voor morgen
Over Taal Woordenschat 3.8 blz 143 maken in je schrift:
opdracht 26
Wat is ook alweer een grondvorm? 
Schrijf beide woorden naast elkaar in een tabel:

Opdracht 27 ook in een tabel
tekst 7 en tekst 8
idem


opopdracht 26
aangezien
omdat
etc
Opdracht 27

Slide 22 - Slide

Grondvorm
De grondvorm is de basis van een woord, dus zonder letter(s) ervoor of erachter.
-Alle werkwoorden hebben een grondvorm, deze vorm eindigt meestal op –n of –en.  (Infinitief)
-ZNW altijd het enkelvoud en
-geen verkleinwoorden.

Slide 23 - Slide

Hoe gaat het verder met?
-Lampje
-Dictee
-NUMO
-HUISWERK
Volgende week maandag:
Lezen en/of luisteren van een tekstfragment + een brief schrijven

Slide 24 - Slide