Spelling 8 - 3_2_1 (Vindt je broer)

Welke zelfstandig naamwoorden
ken je die beginnen met een A?
1 / 28
next
Slide 1: Mind map
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welke zelfstandig naamwoorden
ken je die beginnen met een A?

Slide 1 - Mind map

Tegenwoordige tijd (extra)
De drie smaken. Onderwerp is:

1) Meervoud  => hele werkwoord (overschrijven)
2) Ik of ... je/jij (er achter)  => Stam (hele ww min [-un])
3) Stam + t (hij, zij of het)

Let op! Je broer, je kat, je schoen etc. = Stam +t (3e smaak)
* Als ik 'je' kan vervangen door 'jij', dan gebruik je de stam (2e smaak). 

Slide 2 - Slide

Wat is het onderwerp?

(VINDEN) 1. __________ je dat moeilijk?

Slide 3 - Open question

Kan ik 'je' vervangen door 'jij'?


(VINDEN) 1. __________ je dat moeilijk?
A
JA
B
NEE

Slide 4 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(VINDEN) 1. __________ je dat moeilijk?

Slide 5 - Open question

Wat is het onderwerp?

(VINDEN) 2. ___________ je vader dat moeilijk?

Slide 6 - Open question

Kan ik 'je' vervangen door 'jij'?


(VINDEN) 2. ___________ je vader dat moeilijk?
A
JA
B
NEE

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(VINDEN) 2. ___________ je vader dat moeilijk?

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp?

(REDDEN) 3. ____________ je oma dat hondje?

Slide 9 - Open question

Kan ik 'je' vervangen door 'jij'?


(REDDEN) 3. ____________ je oma dat hondje?
A
JA
B
NEE

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(REDDEN) 3. ____________ je oma dat hondje?

Slide 11 - Open question

Wat is het onderwerp?

(REDDEN) 4. ____________ je dat hondje?

Slide 12 - Open question

Kan ik 'je' vervangen door 'jij'?


(REDDEN) 4. ____________ je dat hondje?
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(REDDEN) 3. ____________ je oma dat hondje?

Slide 14 - Open question

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(VERBINDEN) 4. ____________ je tante de wond?

Slide 15 - Open question

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(VINDEN) 5. ____________ je vader soep lekker?

Slide 16 - Open question

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(VERBRANDEN) 6. ____________ je het vlees niet?

Slide 17 - Open question

Vul de juiste werkwoordsvorm in?

(REDDEN) 7. ____________ je zusje die kat?

Slide 18 - Open question

1e woord

Slide 19 - Open question

2e woord

Slide 20 - Open question

3e woord

Slide 21 - Open question

1e zin

Slide 22 - Open question

2e zin

Slide 23 - Open question

VERBRANDEN [tt]

_____________ je buurman het vlees?

Slide 24 - Open question

LANDEN (t.t.)

__________ je straks om tien uur?

Slide 25 - Open question

VINDEN (t.t)

___________ je tante klassieke muziek mooi?

Slide 26 - Open question

Wat heb ik geleerd?

Slide 27 - Mind map

Hoe heb ik gewerkt?

Slide 28 - Mind map