Tegenwoordige tijd bkk1

pv tt
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dat zijn werkwoorden in het 'nu'
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

pv tt
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dat zijn werkwoorden in het 'nu'

Slide 1 - Slide

Geen "ex-fokschaap"!!!!
Want dat is voor de verleden tijd

Slide 2 - Slide

de stam van een werkwoord
De stam is de "ik-vorm"
ik loop
ik werk
ik bepaal

Slide 3 - Slide

Noem een voorbeeld van een werkwoord als 'stam'.

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Stam + t
Bij de "hij/jij/zij-vorm komt er een 't' achter de stam:
hij loopt
hij werkt
hij bepaalt

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Trucje goed schrijven:
Vervang het moeilijke werkwoord door 'lopen'. 
Dan hoor je of er een 't' achter moet!
Moeilijke werkwoorden zijn:
branden, bidden, verbieden

Slide 8 - Slide

Noem een voorbeeld van een werkwoord STAM + T

Slide 9 - Mind map

ja of nee?
de stam van een werkwoord is de
'ik-vorm'
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 10 - Quiz

Wat vul je in?
Ik ......alleen als het moet voor school. (lezen)
A
leest
B
leesd
C
lees
D
leez

Slide 11 - Quiz

Wat vul je in?
Ik........... graag een videogame (spelen)
A
spelen
B
speelen
C
speel
D
speelt

Slide 12 - Quiz

JA of NEE?
de hij-vorm van een werkwoord is 'STAM + T'
A
nee
B
ja

Slide 13 - Quiz

Wat vul je in?
Bruno ....... altijd zijn rugzak mee (dragen)
A
draagd
B
draagdt
C
dragt
D
draagt

Slide 14 - Quiz

Wat vul je in?
Lotte ....... Peter niet meer zo leuk (vinden)
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vint

Slide 15 - Quiz

Wat vul je in?
..... je vader het goed als je later thuis komt? (vinden)
A
vindt
B
vinden
C
find
D
vind

Slide 16 - Quiz

Hij ....... zijn vader om meer zakgeld (vragen)
A
vraag
B
vraagt
C
vraagdt
D
vroeg

Slide 17 - Quiz

Zij ...... in de gevangenis (belanden)
A
beland
B
belant
C
belandde
D
belandt

Slide 18 - Quiz

waarom ....... wij elke vrijdag? (bidden)
A
bad
B
bidden
C
bidt
D
bidde

Slide 19 - Quiz