TH3 Unit 3 Grammar Future 23 nov

Good morning!
Today's lesson will be about how we say things that happen in the future
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Good morning!
Today's lesson will be about how we say things that happen in the future

Slide 1 - Slide

Learning objective
- After this lesson, you can explain the difference between the 4 forms of 'future' (toekomende tijd) and can use them in new sentences

Slide 2 - Slide

The future
1. Present simple: ww (+ s bij he/she/it)
Bij dingen die volgens een vast tijdschema in de toekomst gaan gebeuren (openingstijden, vertrektijden, schoolvakanties, dienstregelingen).
2. Present continuous: am/is/are + ww + ing 
Als je iets hebt afgesproken of georganiseerd, vaak persoonlijke afspraken die vastliggen.

Slide 3 - Slide

The future
3. am/are/is + going to + ww
Als je iets van plan bent (gaat meer om de intentie) of bij een voorspelling met bewijs.
4. will (shall bij vraagzinnen met I of we) + ww
Bij voorspellingen zonder bewijs (het is niet zeker dat het gaat gebeuren, bv. bij weerberichten of verre toekomst), bij een aanbod, instemming, belofte of spontaan besluit.

Slide 4 - Slide

Up to you
Option 1:
Je wil iets meer uitleg, voorbeelden en oefening voor je aan de slag gaat met de opdrachten (ex. 7 and 11). Je doet mee met de LessonUp
Option 2:
Je snapt de vier verschillende vormen van de Future en gaat zelf aan de slag met ex. 7 and 11.

Slide 5 - Slide

I want to do:
A
Option 1 (meedoen)
B
Option 2 (zelf aan de slag)

Slide 6 - Quiz

Give an example sentence of the present simple

Slide 7 - Open question

This is a correct example of the present simple:
The train leave at 7 am.
A
True
B
False

Slide 8 - Quiz

Fill in the present continuous:
I ... her this afternoon to make some homework.
A
meet
B
will meet
C
am meeting
D
am going to meet

Slide 9 - Quiz

am/are/is + going to + ww: iets van plan of voorspelling met bewijs 
Correct example
Incorrect example
The sky is dark, it is going to rain.
I am working on a drawing, I want to finish it today
He is going to run the marathon.
Are you going to buy a new computer?
The bus is going to leave at 8.30

Slide 10 - Drag question

Fill in the correct form:
I think I ..... a Disney movie now
A
am watching
B
will watch
C
am going to
D
watch

Slide 11 - Quiz

So when do we use it?
Write down the number, then an explanation
1. am/are/is + going to + ing 2. present simple
3. will (or shall) + ww 4. present continuous

Slide 12 - Open question

homework havo
friday:  woordentrainer 2.5 en 3.2
Toets 30 november: Unit 2

Slide 13 - Slide

Try it yourself!
Work on ex. 6,7 en 8

Slide 14 - Slide