6.1

6.1 Genotype en Fenotype
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.1 Genotype en Fenotype

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Introductie thema 6 erfelijkheid en evolutie
  • Absentie en HW controle
  • Uitleg BS 1
  • Aan de slag
  • Evaluatie wat hebt je geleerd

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je weet na deze les meer over erfelijkheid.

Slide 3 - Slide

Ik lijk het meeste op ...
want ...

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Hoe komen Aukje en Marieke aan hun musikale talenten?

Slide 6 - Open question

BS1: Genotype en fenotype
Lesprogramma:
  • Uitleg: basisstof 1
  • Opdrachten maken

Aan het einde van de les kunnen jullie: 
  • de kenmerken van chromosomen benoemen.
  • uitleggen wat een genotype en fenotype is.

Slide 7 - Slide

Erfelijke eigenschappen:
eigenschappen die je van je ouders hebt geerfd.
OP WIE LIJK JIJ?

Slide 8 - Slide

Elke lichaamscel heeft een kern

Je ichaam bestaat
  uit
 lichaamscellen
hoeveel? =46

Slide 9 - Slide

In elke celkern liggen chromosomen

Slide 10 - Slide

Chromosomen

zijn lange dunne draden 
in elke kern

Slide 11 - Slide

In deze draden zit de stof

DNA

Slide 12 - Slide

De stof DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen

Slide 13 - Slide

Ieder organisme heeft zijn of haar unieke DNA

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Celdeling
Al je lichaamscellen zijn ontstaan uit één enkele, bevruchte eicel. Door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel 

 Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd. Elke dochtercel krijgt een complete set chromosomen. Daardoor bevat elke celkern van elke lichaamscel dezelfde erfelijke informatie. Deze informatie erf je van je ouders (de helft van je moeder, de helft van je vader).

Slide 16 - Slide

Geslachtscellen

  • Geen paren, enkelvoudig.
  • 23 chromosomen

  • Zaadcel
  • Eicel

Slide 17 - Slide

Genen
Je chromosomen bevatten informatie over duizenden eigenschappen. Voor elke eigenschap zijn een paar stukjes DNA nodig.

 Een gen bestaat uit de stukjes DNA die samen de informatie voor één eigenschap bevatten. 

hiernaast is een gen getekend als een gekleurde kraal. De blauwe lijntjes zijn de chromosomen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Genotype
Alle erfelijke eigenschappen van een organisme die je hebt gekregen van je biologische ouders (bijv. blauwe ogen)



je kunt ze niet veranderen

Slide 20 - Slide

Genotype
Je genotype de erfelijke informatie voor alle eigenschappen van het organisme (de mens bijvoorbeeld)

Je kunt ze niet veranderen!

Slide 21 - Slide

Fenotype
Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu
- in de zon zitten
- haarverven
- tattoo
- littekens
het zichtbare uiterlijk

Slide 22 - Slide

Fenotype
Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.

  • in de zon zitten
  • haar verven
  • tattoo
  • littekens

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Het FENOTYPE van een organisme ontstaat dus door

GENOTYPE  en door INVLOEDEN UIT DE OMGEVING

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 27 - Drag question

Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 28 - Quiz

Wat is van invloed op je fenotype
A
genotype
B
genotype + leeftijd
C
invloeden milieu en leeftijd
D
genotype en invloeden uit milieu

Slide 29 - Quiz

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 30 - Quiz

Een lichaamscel van een
mens heeft ...
A
23 chromosomen
B
46 chromosomen
C
92 chromosomen
D
verschillend aantal chromosomen

Slide 31 - Quiz

Wat verandert er wel en wat niet?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 32 - Quiz

Ja of nee:
Kun je oogkleur van je ouders erven?
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

Aangeboren blindheid
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 34 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een fenotype
A
Suikerziekte
B
kleding
C
Blauwe ogen
D
Niks van wat hier boven genoemd is.

Slide 35 - Quiz

Wat is genotype
A
Alles wat jou aangeleerd is
B
Alle informatie in je DNA

Slide 36 - Quiz

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Alles wat je leert van je ouders
B
Erfenis die jou wordt nagelaten door je ouders
C
Eigenschappen die je hebt geerfd van je ouders

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Video

VRAGEN??

Slide 39 - Slide

Zelf aan de slag
KGT 6.1 opdracht= 1 tm 9 maken (4 overslaan)

BB 6.1 opdracht = 1 tm 8 maken (PRACTICUM OVERSLAAN)

Slide 40 - Slide