Economische modellen hoofdstuk 1

Economische modellen
hoofdstuk 1: conjunctuur en structuur
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Economische modellen
hoofdstuk 1: conjunctuur en structuur

Slide 1 - Slide

Hoe herken je een economische crisis?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Conjunctuur
Laagconjunctuur:
De economische groei ligt beneden de trend.
- Onderbesteding
- bezettingsgraad is laag
- conjuncturele werkloosheid

Slide 5 - Slide

Effectieve vraag
De totale bestedingen bestaan uit de bestedingen gedaan door de gezinnen, de bedrijven,  de overheid en het buitenland.
Totale bestedingen = effectieve vraag (hiermee geven we aan dat het gaat om vraag die tot echte uitgaven heeft geleid, er wordt beslag gelegd op productiecapaciteit).

Slide 6 - Slide

Over/onderbesteding
Onderbesteding: de effectieve vraag (EV) is lager dan de productiecapaciteit (er is conjuncturele werkloosheid).
Overbesteding: De effectieve vraag (EV) is groter dan de productiecapaciteit.
Wat zal bij overbesteding het gevolg zijn op het prijsniveau?
Bestedingsevenwicht: EV = productiecapaciteit

Slide 7 - Slide

Belangrijke begrippen
Nationale particuliere consumptie: de geldwaarde van alle goederen en diensten die gekocht zijn door gezinnen bij bedrijven.
Particuliere investeringen: Het kopen van kapitaalgoederen (goederen om mee te produceren) door bedrijven.
Overheidsinvesteringen: de uitgaven van de overheid voor het aanschaffen van vaste kapitaalgoederen.
Overheidsconsumptie: Dit zijnde uitgaven aan bedrijven voor de aanschaf van consumptiegoederen ten behoeve van de overheid. Ambtenaren salarissen horen ook bij overheidsconsumptie

Slide 8 - Slide

Effectieve vraag
EV = particuliere consumptie + particuliere investeringen + overheidsbestedingen + overheidsinvesteringen + export - import

Slide 9 - Slide

Structurele werkloosheid
Wanneer er door veranderingen in de aanbodzijde van de economie werkloosheid ontstaat. 
kwantitatief (te weinig arbeidsplaatsen)
kwalitatief (de beschikbare arbeiders passen niet op de arbeidsplaatsen)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Onderbesteding houdt in dat de bestedingen in een land lager zijn dan
A
de arbeidsproductiviteit
B
de beroepsbevolking
C
de productiecapaciteit
D
het evenwichtsinkomen

Slide 12 - Quiz

Conjuncturele werkloosheid wordt veroorzaakt door
A
Een verandering in de samenstelling van de effectieve vraag
B
een toename van de loonkosten
C
het tekortschieten van de effectieve vraag
D
het seizoen

Slide 13 - Quiz

Maken

Opdracht 1.1 t/m 1.15

Slide 14 - Slide