Grammatica zinsdelen les 2: Werkwoordelijk gezegde & naamwoordelijk gezegde

Grammatica zinsdelen les 2: Werkwoordelijk gezegde & naamwoordelijk gezegde
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek(H3A + H3B), Chromebook, boek Nederlands en je schrift.
Stap 3: Log in op lessonup.app met je eigen naam. De code komt op het bord.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen les 2: Werkwoordelijk gezegde & naamwoordelijk gezegde
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek(H3A + H3B), Chromebook, boek Nederlands en je schrift.
Stap 3: Log in op lessonup.app met je eigen naam. De code komt op het bord.

Slide 1 - Slide

Wat ga je doen?
Leerdoelen: Ik kan het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde benoemen in een zin.
Hoe bereik je deze doelen?
  • Lezen
  • Nakijken Les 1: Persoonsvorm, onderwerp, zinsdeelstreepjes
  • Uitleg: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
  • Oefenen
  • Huiswerk: Oefenboek les 2: Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.

Slide 2 - Slide

Lezen
Je leest 10 minuten in je leesboek.

Boek uit = recensie schrijven.
Let op: 11 januari inleveren online via SOM
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Noteer het verschil tussen deze zinnen:
1. De planten zijn mooi.
2. Ik geef de planten water.

Slide 4 - Open question

Uitleg: Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: Het onderwerp doet iets.
Hoe noteer je het werkwoordelijk gezegde? (wg)
1. Noteer de persoonsvorm.
2. Noteer alle andere werkwoorden (je kunt ze vervoegen) + aan het of te (indien dat voor een werkwoord staat).

Slide 5 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde: Het onderwerp is iets. Het heeft een eigenschap.
Let op: Een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een lijdend voorwerp.
Hoe noteer je het naamwoordelijk gezegde.
1. Het koppelwerkwoord: Koppelt het onderwerp aan de eigenschap. Een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen. Het koppelwerkwoord is vaak de persoonsvorm. Die noteer je ook!
2. Het naamwoordelijk deel: De eigenschap. Wat is het onderwerp van de zin? Het naamwoordelijk deel is een bijvoeglijk naamwoord.
3. Alle andere werkwoorden: Dit kan ook een koppelwerkwoord zijn.

Slide 6 - Slide

Ik ben jarig geweest. Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Zij zou naar hier moeten komen. Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

Ontleed de volgende zin(pv, ow, wg/ng): De leraar zou blij zijn geweest met de resultaten van de toets woordenschat.

Slide 9 - Open question

Huiswerk
Wat: Maken online via SOM: Les 2: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.
Hoe: Alleen en in stilte. Geen overleg.
Tijd: Tot het einde van de les.
Klaar: Lezen/ literaire recensie

Slide 10 - Slide