Thema 4: Evolutie BS 2 + corona

Evolutie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Evolutie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
- Herhalen begrippen BS 1 en 2
- Uitleg: Wat is een Virus?
- Hoe zit dit met coronavirus?
- Oefenen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Zeeanemoon
In afbeelding 3 zie je bijzondere zeeanemonen. Deze organismen vangen hun prooi met tentakels. De zeeanemoon Anthopleura elegantissima kan een symbiose (langdurige samenleving) aangaan met de alg Symbiodinium californium.

Wat voor organismen zijn de anemoon en de alg vóórdat ze de symbiose aangaan?

A
De anemoon en de alg zijn beide autotroof.
B
De anemoon en de alg zijn beide heterotroof.
C
De anemoon is autotroof en de alg is heterotroof.
D
De anemoon is heterotroof en de alg is autotroof.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet een cel met daarin een celkern. Welke conclusie past het best bij deze cel?
A
De cel is van een plant of schimmel
B
De cel is van een dier of plant
C
De cel is van een eukaryoot
D
De cel is van een prokaryoot

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Voedingswijze
Autotroof: Zet anorganische stoffen (CO2 + H2O) om in organische stoffen, door fotosynthese. Dus maakt eigen voedsel. Planten zijn autotroof

Heterotroof: Heeft andere organisme nodig voor zijn voedsel. Eet organische stoffen. bijv. mier, bacterie, schimmel, aap

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De belangrijkste celkenmerken om domeinen en rijken in te delen:

- wel/geen celkern
- wel/geen celwand
- wel/geen bladgroen-korrels
- eencellig of een-/veelcellig

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In de afbeelding zie je 2 vormen DNA
die in bacteriën voorkomen.
Hoe heet de vorm bij de pijl?

Slide 7 - Open question

Lessenup dia 51
H15.3

Een plasmide is makkelijk genetisch aan te passen (genetische modificatie). 
Met behulp van genetische modificatie kan de productie van stofwisselingsproducten (alcohol, antibiotica) worden verhoogd. 

Plasmiden spelen hierbij een belangrijke rol
Virus
- geen organisme, niet levend. 
- Virus bestaat uit erfelijk materiaal
   met een eiwitmantel 
- niet zelfstandig voortplanten,
   want geen celorganellen
- dus heeft een gastheer nodig

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Virus
- Virussen die bacteriën gebruiken --> bacteriofagen
- Dringen bacterie binnen, DNA uit de eiwitmantel zorgt ervoor dat de gastheer nieuwe virussen maakt.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Coronavirus
- Binding van virus aan de cel
d.m.v. ACE2 receptor & TMPRSS2
- Genoom wordt gerepliceerd 
(gekopieerd) de boodschap 
- In ER gaan gastheer ribosomen 
 de boodschap omzetten in eiwit
- Die eiwitten worden in het Golgi
opgebouwd
- Gemaakt virus --> exocytose

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Er is een gemuteerd coronavirus, zowel in Engeland als Afrika. Wat betekent muteren?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Virussen - muteren
- Mutaties ontstaan door fouten bij het kopiëren van het genoom.
- Veel mutaties hebben weinig effect, maar sommige zorgen bijv. voor een betere hechting aan de cellen, en zijn dus gevaarlijker. 
- Het virus dat het beste repliceert, slaagt dus het beste. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

In de afbeelding zie je de
besmetting van een bacterie
door een virus. De tekeningen
staan niet in de juiste volgorde.
Wat is de juiste volgorde?
A
P - S - R - Q
B
S - P - Q - R
C
R - Q - P - S
D
R - Q - S - P

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions