will / shall + hele werkwoord
Bij een plan dat tijdens het gesprek ontstaat:
- I've decided! I will buy her flowers for her birthday.
Bij een aanbod, belofte, voorstel, verzoek, weigering:
- Shall we help you prepare for the test?
Bij een voorspelling gebaseerd op een mening of bij onzekerheid toekomst:
- They will probably be late.
Bij feiten / algemene waarheden:
- A nice person will let people exit the train before going in.