B1f - Periode 3 - H1 Les 6 - HGA (11-03-2022)

Bienvenidos
Lección 5 P3
BK 1
Sra. Hoogland

¿Qué día y qué fecha es hoy?
Klascode:
 mglat
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Lección 5 P3
BK 1
Sra. Hoogland

¿Qué día y qué fecha es hoy?
Klascode:
 mglat

Slide 1 - Slide

Al final de la clase: 
-  kun je de werkwoorden hablar, llamarse, ser, tener gebruiken 
- heb je geleerd van je fouten bij de gemaakte hw opdrachten 
- ken je het verschil tussen un/uno
- ken je het verschil tussen y/e
- kun je een tekst lezen waarin mensen zich voorstellen
- ken je de woorden/werkwoorden die je nodigt hebt om jezelf voor te stellen 

Slide 2 - Slide

El programa de hoy

15m- B1h S.O. (indien nog niet gemaakt)
10m - Corregir los deberes
5m - VOCABULARIO 1.4
15m - HOLA, SOY TINA (TB p.23) 
20m - GRAMÁTICA: un/uno, y/e + herhaling
    5m - MI RETRATO
    5m - REFLEXiÓN, DEBERES 

    Slide 3 - Slide

    SO 1 - GJ Unidad 1 
    S.O. terug: tel je punten na

    Deze les halen Hajar, Iris, Daan de S.O. in.

    Slide 4 - Slide

    Los deberes fueron (het huiswerk was):
    leren:
    Gram. nr. 1 (lidwoord), nr.3 (meervoud) , nr.17a (ontk), nr. 27 (hablar), nr. 28 (llamarse)
    Frases clave p.5

    maken:
    WB p.7 oef 5 (pers. vnw.);
    Voc. p.18 oef 2-3 + p.20 oefening 3ab (ser, tener) + p.21 oef 4b (hablar) + oef 5b (llamarse) + p.22 oef 1 (ontk);
    werk alvast aan de opdracht van voc.p.33 (let op: je moet er ook de lesstof van de komende les in verwerken)

    Slide 5 - Slide

    HERHALING: Lidwoord
    Bepaald (de / het)
    mannelijk
    vrouwelijk
    enkelvoud
    el 
    la
    meervoud
    los
    las
    Onbepaald (een)
    mannelijk
    vrouwelijk
    enkelvoud
    un
    una
    meervoud
    unos
    unas

    Slide 6 - Slide

    HERHALING: Plural y singular

    Slide 7 - Slide

    HERHALING: werkwoorden
    Wat betekenen de zinnen:
    Juan (no) habla espanol; 
    Yo (no) hablo espanol.
    Werkwoord HABLAR
    Werkwoord LLAMARSE

    Slide 8 - Slide

    WB p. 7 oef 5
    • mi profesora --> ella
    • el señor Rodrigiez --> él
    • Juan --> él
    • Rosa y Ana --> ellas
    • Mi hermana y yo -->nosotros/ nosotras
    • la señora López --> ella
    • Luis y tú --> vosotros
    • Mis padres --> ellos 

    Slide 9 - Slide

    VOC p. 18 + 20
    p. 18 Ejercicio 1
    1. un
    2. el
    3. una
    4. la
    5. un
    6. el
    7. una
    8. la 
    p. 18 Ejercicio 2
    1. los chicos
    2. los países
    3. las chicas
    4. las casas

    p. 18 Ejercicio 3
    1. unos gatos
    2. unos perros
    3. unas guitarras
    4. unas ciudades
    p. 20 Ejercicio 2b

    1. tenemos
    2. tienen
    3. tenéis
    4. tienen
    5. tenemos 


    p. 20 Ejercicio 3a
    1. tiene, es
    2. tengo, soy
    3. eres
    4. somos
    5. tengo
    6. tienen


    p. 20 Ejercicio 3b
    1. tenemos                 4. tenéis
    2. tienes.                     5. sois
    3. tenemos                 6. es, es 



    Slide 10 - Slide

    VOC p. 21
    Ejercicio 4a
    1. hablo
    2. hablas
    3. hablan
    4. habla

    Ejercicio 4b
    1. habláis
    2. hablamos, hablan
    3. hablas, hablo
    4. hablan 
    Ejercicio 5a
    1. te llamas
    2. me llamo
    3. me llamo, se llama
    4. se llama

    Ejercicio 5b
    1. me llamo, se llama 
    2. os llamáis
    3. nos llamamos
    4. se llaman 

    Slide 11 - Slide

    VOC p. 22
    Ejercicio 1
    1. El chico no es holándes
    2. Yo no tengo un perro
    3. La chica no se llama Isabel
    4. Amersfoort no es un pueblo
    5. Martín no tiene la nacionalidad alemana

    Ejercicio 2
    1. Yo no hablo inglés
    2. Mi madre no es española
    3. Mis padres no son de España
    4. Marco no tiene trece años
    5. La madre de luca no se llama Marta

    Slide 12 - Slide

    VOCABULARIO 1.4
    timer
    3:00

    Slide 13 - Slide

    15m - ‘Hola, soy Tina.’
    Maak:  TB p.23, ejercicio 6A (pista 20-25, luisterfragmenten) 
    • noteer nrs. 1-6 onder elkaar
    • escuchar y leer (luisteren en lezen): noteer in de juiste volgorde de namen erachter


    GJ p.23 pista 20
    GJ p.23 pista 21
    GJ p.23 pista 22
    GJ p.23 pista 23
    GJ p.23 pista 24
    GJ p.23 pista 25

    Slide 14 - Slide

    ‘Hola, soy Tina.’ (2)
    TB p.23
    Maak 6B: lees de zinnen + vul de namen in. 
    Ejemplo: 1. Dos personas que tienen gatos (twee personen die katten hebben): Judith y ....



    Klaar? Maak: 
    • WB p.7 ejercicio 6+7
    • WB p.8 ejercicio 8
    Helemaal klaar? Werk verder aan 'mi retrato' of leer voca 1.3 

    Tip: Gebruik je vocalijst!
    timer
    7:00

    Slide 15 - Slide

    Un of Uno
    UN : gebruik je als het zelfstandig naamwoord wordt genoemd
    Tengo un libro = Ik heb een boek

    UNO: gebruik je als het zelfstandig naamwoord wordt weggelaten
    Tengo uno = Ik heb er een

    DEZE REGELS GELDEN BIJ EEN MANNELIJK WOORD IN HET ENKELVOUD
    bij vrouwelijke woorden BLIJFT het UNA
    Tengo una amiga.
    Tengo una.



    Slide 16 - Slide

    y / e
    en
    - Het woord voor en is y
    - Maar als er na de en een woord volgt dat begint met een i of hi, dan verandert de y in een e.


    Inglés y Geografía
    Geografía e Inglés

    Historia y Español
    Español e Historia

    Slide 17 - Slide

    15m- Gramática un/uno, y/e 
    1. Bestudeer gram. nrs: Gram. nr 2 (un/uno) + nr. 6 (y/e)
        2. Maak: VOC p.23 oef 1 (un/uno) + oef 2 (y/e)


    Ga naar verbuga.eu.
    --> Vul in bij ww: ser, tener, hablar, llamarse
    --> Vul in bij tijden: presente
    timer
    10:00
    Un / uno
    y/e

    Slide 18 - Slide

    info -  MI RETRATO
    OPDRACHT 'Mi retrato' 
    (‘Mijn portret’, Voc. p.33)

    Inleveren op 18 maart:
    Tijdens de les





    Slide 19 - Slide

    Los deberes
    Leren: 
    VOC 1.4
    Gram. nr 2 (un/uno) + nr. 6 (y/e) + nr. 28 (llamarse)

    MAKEN + INLEVEREN: opdracht Mi retrato (toepassen frases clave+ grammatica)
    afmaken: VOC p. 21 oef 5ab, p.22 oef 2 (ontk), p.23 oef 1-2 (un/uno, y/e); WB p.8 oef 8 (werkwoorden)

    Slide 20 - Slide

    1. Wat heb je vandaag geleerd?
    2. Hoe heb je gewerkt?

    Slide 21 - Open question

    Reglas
    1. spullen en huiswerk in orde
    2. vragen? hand opsteken
    3. als docent spreekt, ben je stil
    4. binnen? op je eigen plaats zitten en spullen gereed
    5. respecteer elkaar, en zit niet aan elkaars spullen

    Slide 22 - Slide