Werkwoordspelling VMBO-TL HHC Uithuizen

Werkwoordspelling VMBO-TL
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling VMBO-TL

Slide 1 - Slide

De vorige les
  • Afsluiting woordenschat
  • Antwoorden H. 1 t/m 5 online
  • Tentamen week 47- Dinsdag 17 november 9:35 

Herhalingsvraag: Wat is een overdrijving/hyperbool?
                                      Wat is een understatement?
                                       Wat is een eufemisme?

Slide 2 - Slide

Vandaag:
  • Je kunt een  pv in de tt schrijven
  • Je kunt een  pv in de vt schrijven
  • Je kunt een voltooid deelwoord correct schrijven
  • Je kunt een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord  correct schrijven 

Slide 3 - Slide

Waarom  gaan we hier vandaag én de volgende les 
mee aan de slag?  

Slide 4 - Slide

DT-13 Schrijven
Week 50



Slide 5 - Slide

Voorkennis
Wat weet je nog?   (Incl. DT-11)

Pak allemaal een pen en ga met minimaal 2  en maximaal             4 personen bij elkaar zitten.  

Je gaat een samenwerkopdracht maken  (groep van 6 = 2 x 3 )

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Opdracht:
  1. Vul het stencil in - Iedereen maakt zijn eigen 'punt' zonder onderling overleg. Fouten maken is niet erg!!!
  2.  Is iedereen klaar?  Dan draai je het stencil 1 slag met de klok mee. Controleer de gegeven antwoorden. Verbeter evt. met een andere kleur. Doe dit nog 2x
  3. Draai nog 1x: Bekijk jouw lijstje. Had je het goed? Wat was er fout? Ben je het eens? Overleg met elkaar. 

Slide 8 - Slide

WERKWOORDEN
  1. verbranden
  2. herkennen
  3. verbazen
  4. fluiten
  5. rugbyen
  6. juichen
  7. neuriën
  8.  racen
OPDRACHT
  1. Vul je eigen 'punt' in
  2. Draai het papier: Controleer  en verbeter met een andere kleur
  3. Herhaal nog 2x
  4. Draai naar het begin: Ben je het eens met de verbeteringen? Overleg!

timer
10:00

Slide 9 - Slide

Kijk de werkwoorden na:

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Opdracht:
  • Je gaat het stencil met 20 zinnen zorgvuldig invullen
  • Doe dit zelfstandig
  • Gebruik het werkwoordschema
  • Morgen gaan we dit bespreken
  • Klaar?  Lezen in Koning van Katoren

Slide 12 - Slide

Tijd: tot uiterlijk 11:05 

Slide 13 - Slide

Afronding:
  1. Je kunt een pv in de tt schrijven   - Leg uit
  2. Je kunt een pv in de vt schrijven  - Leg uit
  3. Je kunt een voltooid deelwoord correct schrijven  - Leg uit
  4. Je kunt een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord correct schrijven   - Leg uit

Slide 14 - Slide

Wat heb je geleerd?
Nog belangrijker: 
Wat heb je van elkaar geleerd?
Wat wil je de volgende keer nog meer leren/oefenen?

Slide 15 - Slide

Volgende keer: 
Bespreken we de huiswerkopdracht
Gaan we in op vragen n.a.v. de vorige les
Starten we met het lespakket schrijven DT-13

Slide 16 - Slide

Vervolgles werkwoordspelling

Slide 17 - Slide

Welkom!
Log vast in op Lessonup.app, 

                  De code staat links onderin. 

Slide 18 - Slide

Vorige les:
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • persoonsvorm verleden tijd
  • voltooid deelwoord
  • bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord 

Conclusie n.a.v. opmerkingen/vragen/ vragende gezichten:
Meer uitleg nodig en vooral over het laatste punt

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

persoonsvorm tegenwoordige tijd
  1. Je moet een werkwoord invullen- Is het de persoonsvorm?                      Nee? Ga 2 slides verder.                                                                                                  
  2. Ja? Is het dan tegenwoordige of verleden tijd?                                             Verleden tijd? Ga 1 slide verder.
  3. Is het tegenwoordige tijd- bekijk dan het onderwerp- Is het onderwerp -ik  ervoor/ ik erachter / jij erachter =  dan schrijf je alleen de stam
  4. Hij/zij/het (of vergelijkbaar) = stam + t               Dus ook: het gebeurt
  5. Meervoud? Dan schrijf je het hele werkwoord = de wij-vorm

Slide 21 - Slide

persoonsvorm verleden tijd
  1. Je moet een werkwoord invullen- Is het de persoonsvorm?                      Nee? Ga 1 slide verder.                                                                                                  
  2. Ja? Is het dan tegenwoordige of verleden tijd?                                       Tegenwoordige tijd? Ga 1 slide terug.
  3. Verleden tijd: Is het een sterk of een zwak werkwoord?                             Sterk? Dan verandert het werkwoord van vorm in de verleden tijd.                 Zwak? Je neemt de ik-vorm van het werkwoord + te(n) of de(n)

Slide 22 - Slide

Geen persoonsvorm?
Dan zijn er diverse opties:
bv. voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, infinitief (hele werkwoord), bijvoeglijk gebruikt (on)voltooid deelwoord.

Regel: Schrijf het woord zo kort mogelijk op, maar let op de uitspraak. 
Laatste letter -t of -d? Maak het woord dan langer. 

Twijfel?  Gebruik      't x kofschip  (neem wij-vorm -en)   wel?  = T

Slide 23 - Slide

Even oefenen: 
Pak je telefoon

Slide 24 - Slide

Het ... geld wordt geschat op enkele tonnen. (besteden)

A
besteedde
B
besteedden
C
bestede
D
besteden

Slide 25 - Quiz

Hij heeft te veel tijd aan zijn hobby’s besteed, waardoor hij zijn studie heeft verwaarloos... (verwaarlozen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 26 - Quiz

Aan de horizon onderschei ... de stuurman duidelijk twee boortorens. (onderscheiden)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 27 - Quiz

Ik geloof niets van wat je me daar vertel... (vertellen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 28 - Quiz

Voor de feestdagen braa... mijn moeder een kallkoen. (braden)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 29 - Quiz

Het is niet verstandig van hem dat hij zijn dochter zo verwen... (verwennen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 30 - Quiz

Doordat het op het perron zo toch...e, heeft ze waarschijnlijk kougevat. (tochten)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 31 - Quiz

De ... foto hangt nu al vijf weken in de hal, maar niemand ziet hem.
A
vergrootte
B
vergroote
C
vergroten
D
vergrote

Slide 32 - Quiz

We bespreken nu stencil A

Slide 33 - Slide

Voor de volgende les maak je stencil B

Slide 34 - Slide

Afronding / evaluatie
Hoe schrijf  ik :
pv in de tegenwoordige tijd
pv in de verleden tijd
voltooid deelwoord
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 35 - Slide

Wat was ook alweer een:
overdrijving/ hyperbool
understatement
eufemisme

Slide 36 - Slide


Vragen voor de volgende les? 
In de volgende les maken we een start                                               met het voorbereiden op DT-13 Schrijven. 

Slide 37 - Slide