STR24EA-B

25 november
Wat gaan we doen?

- Oefenen met woordenlijst de ervaring t/m jammer genoeg
- Herhalen Trappen van vergelijking
- Afmaken (online) oefeningen



dinsdag 26 november toets woordjes



1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

25 november
Wat gaan we doen?

- Oefenen met woordenlijst de ervaring t/m jammer genoeg
- Herhalen Trappen van vergelijking
- Afmaken (online) oefeningen



dinsdag 26 november toets woordjes



Slide 1 - Slide

Bingo!
Schrijf 9 woorden op je bingokaart


helaas
interessant
jammer genoeg
de gewonde
gezellig
het gezeur
het goed maken
dat hangt ervan af





de ervaring
de film
de firma
flauw
de folder
de foto
de fout
het gaat om
Geachte




Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

De trappen van vergelijking


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Samengestelde werkwoorden

opbellen
Ik bel je vanavond op.
Ik heb je gisteren opgebeld.

aanbieden/ doorgaan/ meenemen/ kwijtraken/ openmaken/ terugkomen/ ophalen/ neerzetten/ opbellen/ schoonmaken/ opruimen/ weggooien

Slide 9 - Slide

Samengestelde werkwoorden

Vul in. Kies uit:
Weggooien – kwijtraken – meenemen – opruimen – ophalen

1. Ik ………………………..mijn papieren nooit …………………. Ik doe altijd alles in een mapje.
2. Hij ………………………altijd zijn spullen netjes ……………………
3. …………………..je een kopje koffie voor me …………………………….?
4. Ik …………………………….vanmiddag een pakketje ………………….
5. Ze ………………………….de oude kranten ……………………………..



Slide 10 - Slide

De ervaring
de film
de firma
flauw
de folder
de foto
de fout
het gaat om




dat hangt ervan af
helaas
interessant
jammer genoeg
Geachte
de gewonde
gezellig
het gezeur
het goed maken

Slide 11 - Slide

de ervaring t/m jammer genoeg

Slide 12 - Slide

Groep 1
1.  Aaron
2. Sheyma
3. Solomon
4. Robel
5. Fatima
6. Iman
7. Enas

Groep 2
1. Shamsullah
2. Imad
3. Gufran
4. Mohammed
5. Bayan
6. Qayoum
7. Shareif
8. Nigisti
9. Salim
10. Mahmod

Slide 13 - Slide

Als 
- Als maakt 2 zinnen aan elkaar
- Als betekent "wanneer"
- Na "als" komt het werkwoord achteraan in de zin.

Wanneer ga je naar huis?
Wanneer koop je een nieuwe mobiel?

Doe de opdracht met de kaartjes.

Slide 14 - Slide

Tekst
timer
10:00

Slide 15 - Slide

dichtbij 
(hier)
verder weg (daar)
het boek
dit boek
dat boek
de boeken
deze boeken
die boeken
de tafel
deze tafel
die tafel
de tafels
deze tafels
die tafels

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Kees
Ik ben Kees en ik ben in Rotterdam geboren.
Elke dag sta ik om zes uur op.
Ik werk als conducteur in de trein. 
Dat werk doe ik al heel lang. 
In de trein vind ik het erg gezellig, want de mensen zijn er erg vriendelijk.
Ik vind reizen ook erg leuk. Daarom ga ik in de zomer graag op vakantie naar Frankrijk.


Slide 19 - Slide

Ik vind ...moeilijk.
Ik vind ... aardig.
Ik vind ...ver.
Ik vind ... duur.
Ik vind ...grappig.
Ik vind ... goedkoop.
Ik vind ... lekker.
Ik vind ... lief.
Ik vind ... gezellig.
ik vind ... gek.
ik vind ... spannend.

Slide 20 - Slide

Hoofdzin + hoofdzin  
Ik ga naar de winkel.        Ik koop een brood.
Ik ga naar de winkel  en   ik koop een brood.

Ik wil slapen.                 Het is pas 3 uur.
Ik wil slapen,   maar   het is pas 3 uur.

Wil je koffie?         Wil je thee?
Wil je koffie    of    wil je thee?

Hij heeft een bijbaantje.               Hij wil geld verdienen.
Hij heeft een bijbaantje   want   hij wil geld verdienen.

Slide 21 - Slide

Hoofdzin + bijzin 


Ik drink veel thee.                   Ik vind thee lekker.
Ik drink veel thee   omdat   ik thee lekker vind.

Bob blijft gezond.           Hij eet veel groente en fruit.
Bob blijft gezond   als   hij veel groente en fruit eet.

Slide 22 - Slide

Lezen

Slide 23 - Slide

Dictee

Slide 24 - Slide