oefenen zwakke werkwoorden

Wiederholung Grammatik
2MK2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wiederholung Grammatik
2MK2

Slide 1 - Slide

Wiederholung Grammatik

Zwakke werkwoorden

haben en sein

voltooid deelwoord


Slide 2 - Slide

Stap 1 - Stam maken:
Hoe maak je de stam van een werkwoord?
A
Hele werkwoord - en
B
Hele werkwoord + en
C
Stam - en
D
Stam + en

Slide 3 - Quiz

Stap 4 - uitgang achter de stam: Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord? Sleep de blauwe vakjes naar de rode.
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
st
t
en
t
en
e

Slide 4 - Drag question

Stam op s-klank
Stam maken en onderwerp in de zin zoeken blijven hetzelfde. 
Er is 1 uitzondering met de uitgang wanneer de stam op een s-klank eindigd.. Bekijk de tabel hieronder goed.

  • Wat is er anders?
  • Bij du komt er alleen een t als uitgang.
  • Waarom zou dat anders zijn?
  • De stam eindigt al op een s-klank, dus hoeft er geen extra s bij te komen.
  • Wat zijn s-klanken?
  • S - SS - ß - SCH - Z - X
Pers. vnw
basisregel
stam op s-klank
ich
e
e
du
st
t
er/sie/es
t
t
wir
en
en
ihr
t
t
sie/Sie
en
en

Slide 5 - Slide

haben & sein

Slide 6 - Slide

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
   seit
 sein
 sein

Slide 7 - Drag question

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
habst
habben

Slide 8 - Drag question

Zwakke werkwoorden
  • voltooid deelwoord-> ge + stam + t   +  (vorm van haben, sein)
  • gewohnt
  • gespielt
  • eindigt altijd op -t

Slide 9 - Slide

UITZONDERINGEN

- ww die eindigen op - ieren (studieren) krijgen nooit ge ervoor. Het volt.dw is dus: studiert (stam + t)
- ww die beginnen met ge-be of ver (versorgen/besuchen) krijgen ook nooit ge- ervoor. Het volt.dw is dus: versorgt/besucht.

Slide 10 - Slide

alles door elkaar

Slide 11 - Slide

Zwakke werkwoorden
Kies de juiste vorm van het werkwoord in:
spielen wir ...
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in

Ich (haben)
A
haben
B
habe
C
hat

Slide 13 - Quiz

haben

er _______
A
habt
B
hat
C
hast
D
habe

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in:
Ich (sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 15 - Quiz

sein
A
ich bist
B
ihr seid
C
ihr seit
D
du ist

Slide 16 - Quiz

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 17 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in:
Ich habe es ihm gestern (sagen) _______
A
gesagen
B
gesegt
C
gesagt
D
sagt

Slide 18 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
tanzen du ...

Slide 19 - Open question

sein

er ...
A
bist
B
ist
C
seid
D
sind

Slide 20 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Kies de juiste vorm van het werkwoord in:
reisen Sie ...
A
reise
B
reist
C
reisen

Slide 21 - Quiz

wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord: machen

Slide 22 - Open question

Zwakke werkwoorden
Kies de juiste vorm van het werkwoord in:
machen ich ...
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 23 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
wohnen ich ...

Slide 24 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van het woord: trainieren

Slide 25 - Open question

Hoe goed begrijp je de zwakke werkwoorden nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Hoe goed begrijp je haben en sein nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll