This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Vandaag
Wat is ons inwendige milieu?
Hoe wordt dit constant gehouden?
Welke organen spelen hierin een rol?
Slide 2 - Slide
Longen
Nieren
Lever
Huid
Slide 3 - Drag question
Dunne Darm
Lever
Leverslagader
Leverader
Dikke Darm
Poortader
Slide 4 - Drag question
Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen
Slide 5 - Quiz
Inwendig milieu
Inwendig milieu = bloedplasma + weefselvloeistof
Uitwendig milieu = je omgeving + inhoud van je darmkanaal, longen, blaas
Als een stof een celmembraan gepasseerd heeft, zit het in je inwendig milieu.
Slide 6 - Slide
Waar hoort je bloed bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 7 - Quiz
Waar hoort urine bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 8 - Quiz
Waar hoort je weefselvocht/weefselvloeistof bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 9 - Quiz
Etensresten in de darmen horen bij
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 10 - Quiz
De lucht in je longen wordt bij het ... .....milieu gerekend.
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 11 - Quiz
Inwendig en uitwendig milieu
Inwendig milieu = De weefselvloeistof en het bloedplasma
Dit wordt constant gehouden door opname, opslag en uitscheiding van stoffen
Uitwendig milieu = omgeving eromheen en darminhoud, longinhoud en blaasinhoud
Slide 12 - Slide
Een constant milieu
Opname: Stoffen opnemen in het inwendige milieu. Zo voorkom je tekorten.
Opslag: Om een overschot te laten dalen en als voorraad voor later.
Uitscheiding: Stoffen uit het lichaam verwijderen
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Waar wordt het teveel aan vet opgeslagen?
A
In de lever en de spieren
B
In je blaas en endeldarm
C
Onder de huid en in het gele beenmerg
D
In het hele lichaam
Slide 15 - Quiz
Het teveel aan glucose wordt als glycogeen opgeslagen. Waar gebeurt dit?
A
In de blaas en endeldarm
B
In de lever en spieren
C
Onder de huid en in het gele beenmerg
D
In je hele lichaam
Slide 16 - Quiz
Noem 4 uitscheidingsorganen!
Slide 17 - Open question
De nieren
De nierschors en het niermergverwijderen afvalstoffen en overtollig water uit je bloed.
Dit water met afvalstoffen heet ook wel urine.
Dit wordt verzameld in de nierbekken.
De urineleiders verplaatsen de urine naar de urineblaas.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats
Niermerg
nierschors
urineleider
nierslagader
nierader
nierbekken
Slide 20 - Drag question
Bij een nierbekkenontsteking is de wand van een nierbekken ontstoken. Dit kan worden veroorzaakt door bacteriën die via de urinewegen van buiten in het lichaam zijn gekomen. Door welke vier delen zijn deze bacteriën achtereenvolgens gegaan?