Hoe goed beheers je het thema opslag, uitscheiding en bescherming
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Programma
Hoe goed beheers je het thema opslag, uitscheiding en bescherming
Slide 1 - Slide
Longen
Nieren
Lever
Huid
Slide 2 - Drag question
Dunne Darm
Lever
Leverslagader
Leverader
Dikke Darm
Poortader
Slide 3 - Drag question
Maag
Lever
Darmen
Slide 4 - Drag question
Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen
Slide 5 - Quiz
Inwendig milieu
Inwendig milieu = bloedplasma + weefselvloeistof
Uitwendig milieu = je omgeving + inhoud van je darmkanaal, longen, blaas
Als een stof een celmembraan gepasseerd heeft, zit het in je inwendig milieu.
Slide 6 - Slide
Waar hoort je bloed bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 7 - Quiz
Waar hoort urine bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 8 - Quiz
Waar hoort je weefselvocht/weefselvloeistof bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 9 - Quiz
De koolstofdioxide in je bloedplasma bevindt zich in het ... milieu
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 10 - Quiz
De lucht in je longen wordt bij het ... .....milieu gerekend.
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu
Slide 11 - Quiz
Inwendig en uitwendig milieu
Inwendig milieu = De weefselvloeistof en het bloedplasma
Dit wordt constant gehouden door opname, opslag en uitscheiding van stoffen
Uitwendig milieu = omgeving eromheen en darminhoud, longinhoud en blaasinhoud
Slide 12 - Slide
Waar wordt het teveel aan vet opgeslagen?
A
In de lever en de spieren
B
In je blaas en endeldarm
C
Onder de huid en in het gele beenmerg
D
In het hele lichaam
Slide 13 - Quiz
Het teveel aan glucose wordt als glycogeen opgeslagen. Waar gebeurt dit?
A
In de blaas en endeldarm
B
In de lever en spieren
C
Onder de huid en in het gele beenmerg
D
In je hele lichaam
Slide 14 - Quiz
Noem 4 uitscheidingsorganen!
Slide 15 - Open question
Bij een nierbekkenontsteking is de wand van een nierbekken ontstoken. Dit kan worden veroorzaakt door bacteriën die via de urinewegen van buiten in het lichaam zijn gekomen. Door welke vier delen zijn deze bacteriën achtereenvolgens gegaan?
Urineleider
Urinebuis
Urineblaas
Nierbekken
Slide 16 - Drag question
Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats
Niermerg
nierschors
urineleider
nierslagader
nierader
nierbekken
Slide 17 - Drag question
Longen
Nieren
Lever
Huid
Slide 18 - Drag question
Waar of niet waar: De nieren, lever, huid en longen zijn uitscheidingsorganen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Long
Lever
Nier
Hart
Maag
Slide 20 - Drag question
Wat is de huid?
A
een orgaan
B
een weefsel
C
een orgaanstelsel
D
een cel
Slide 21 - Quiz
De huid kent 3 lagen. Wat is de taak van de huid in het algemeen?
A
bescherming tegen infecties
B
bescherming tegen uitdroging
C
regelen van temperatuur
D
alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Slide 22 - Quiz
Je loopt naar buiten en krijgt het koud. Wat gebeurt er in je huid? De huid wordt
A
Bloedvaatjes worden wijd, spieren trekken samen
B
Bloedvaatjes worden nauw, spieren trekken samen
C
Bloedvaatjes worden wijd, zweetklieren produceren zweet
D
Bloedvaatjes worden nauw, zweetklieren produceren zweet
Slide 23 - Quiz
In welke laag van de huid liggen de zintuigen van de huid?
A
Alleen in de opperhuid.
B
Alleen in de lederhuid.
C
In de opperhuid en in de lederhuid.
D
Alleen in het onderhuids bindweefsel.
Slide 24 - Quiz
Welk type zintuigcel komt niet voor in de huid?
A
warmtezintuig
B
koudezintuig
C
evenwichtszintuig
D
tastknopje
Slide 25 - Quiz
De huid voorkomt uitdroging. De huid blijft soepel door _____
A
Zweet
B
Vocht
C
Talg
D
Slijm
Slide 26 - Quiz
Een reptiel heeft op zijn huid..
A
Slijm
B
Natte schubben
C
Droge schubben
D
Haren
Slide 27 - Quiz
Welke bloedgroepen kan iemand met bloedgroep B aan doneren?
A
Alleen bloedgroep B
B
Bloedgroep B en AB
C
Bloedgroep B en 0
Slide 28 - Quiz
Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B. Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
B+
B
B-
C
A+
D
A-
Slide 29 - Quiz
Welke bloedgroep kan aan elke bloedgroep doneren?
A
AB+
B
AB-
C
QWERTY+
D
O-
Slide 30 - Quiz
Anja heeft bloedgroep O, welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti B
B
alleen anti-A
C
anti B en anti A
D
geen antistoffen
Slide 31 - Quiz
Niels wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er bij alle antistoffen klontering (anti-A, anti-B en anti-Resus). Wat is Niels zijn bloedgroep?