Lezen H3 Inleiding-slot-hoofdgedachte

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lezen H.3

Iedere tekst die je leest heeft een opbouw:

inleiding-kern

of 

inleiding-kern-slot

Inleiding

- hierin lees je wat het onderwerp is

-de schrijver wil je altijd nieuwsgierig maken

-de schrijver gebruikt een grappig verhaaltje (anekdote) of stelt een vraag of benoemt een voorbeeld

Inleiding van een tekst

bij schoolboekteksten is de inleiding (intro )van een hoofdstuk vaak vetgedrukt

je leest kort wat er in het hoofdstuk behandeld gaat worden

SLOT van een tekst

De laatste alinea of alinea's

je leest daar een conclusie (dus, ik ben van mening...) of

je leest een samenvatting of

je leest een advies

In de inleiding gebruikt de schrijver soms een grappig verhaaltje. Een ander woord hiervoor is

1. mop
2. nieuwsgierig maken
3. anekdote

Een aantrekkelijke inleiding is belangrijk, omdat

1. de lezer dan weet waar het over gaat
2. de lezer nieuwsgierig wordt en door wil lezen

Het slot van een tekst is altijd de laatste alinea.

1. waar
2. niet waar

Een het slot herken je aan

1. korte herhaling/samenvatting van de tekst
2. nieuwe informatie
3. een herhaling van de inleiding
4. een anekdote

Een nieuwsbericht heeft geen slot. Waar of niet waar?

1. niet waar
2. waar

Hoofdgedachte van een tekst

Dit is het moeilijkste van het begrijpend lezen!

Je moet in 1 zin samenvatten waar de tekst over gaat.

Hoe bepaal je de hoofdgedachte?

1. Lees de tekst precies.

2. Bepaal wat het onderwerp is van de tekst.

3.  Zoek waar de belangrijkste informatie staat:

in de inleiding of juist in het slot

4. Vraag jezelf af: Wat is het belangrijkste wat in de tekst wordt gezegd over het onderwerp?

De hoofdgedachte is altijd...

1. een woord
2. een zin
3. een woord of een zin

Om de hoofdgedachte te bepalen, moet ik eerst

1. de tekst precies lezen
2. alleen de inleiding en het slot lezen
3. alleen oriënterend lezen
4. zoekend lezen

De hoofdgedachte staat meestal...

1. aan het begin of einde van de tekst
2. in de titel of in het midden van de tekst
3. in het midden van de tekst
4. aan het begin van de tekst of in de titel

De hoofdgedachte is...

1. waar de tekst over gaat
2. wat in de titel staat
3. wat de schrijver over het onderwerp zegt

De hoofdgedachte is...

1. een uitgebreide samenvatting
2. een soort minisamenvatting
3. de titel van de tekst

Wat de schrijver over het onderwerp vertelt is...

1. de titel
2. de inhoud
3. de hoofdgedachte

klaar

Maak nu opdr 1 op blz 73 in je schrift.

Opdr 2 maak je online.