Je verbindt de twee zinnen (hoofdzin+hoofdzin of hoofdzin+bijzin) met een voegwoord. Er zijn twee soorten voegwoorden:
1. Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.
Alle nevenschikkende voegwoorden: en, maar, of, dan (wel), dus en want
2. Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin aan elkaar.
Hier zijn er veel meer van, bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.