2.2 De invloed van de hoogte en de zee

1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waarom is het koud hoog in de bergen en warmer in het dal?

Slide 3 - Open question

Op zeeniveau is het 12 graden. Hoeveel graden is het op 2000m?
A
6 graden
B
-6 graden
C
0 graden
D
3 graden

Slide 4 - Quiz

Broeikaseffect
Deken om de aarde 

Zonnestralen 

De zon verwarmd het opp 

Deel kaatst terug de ruimte in 

Deel blijft op aarde 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Met hoeveel graden neemt de temperatuur van per 1000 meter stijging?
A
0.6
B
1
C
50
D
6

Slide 7 - Quiz

Op zeeniveau is het 18 graden. Hoeveel graden is het op 2500m?
A
6 graden
B
-6 graden
C
0 graden
D
3 graden

Slide 8 - Quiz

Op zeeniveau is het 12 graden. Hoeveel graden is het op 3000m?
A
6 graden
B
-6 graden
C
0 graden
D
3 graden

Slide 9 - Quiz

Op zeeniveau is het 32 graden. Hoeveel graden is het op 6000m?
A
6 graden
B
-6 graden
C
0 graden
D
-4 graden

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Zee of land
Water (de zee) en land bepalen de temperatuur. 
  • Land word sneller warm en koelt sneller af.
  • Het duurt lang voordat de zee opgewarmd en afgekoeld is.

Slide 12 - Slide

De wind beïnvloedt de temperatuur boven land en zee.

  • Waait de wind van zee naar land, dan noem je dat een aanlandige wind.

  • Waait de wind van land naar zee, dan noem je dat een aflandige wind.

Slide 13 - Slide

Zeestromen
  • Door de wind en temperatuurverschillen in de oceanen en zeeën ontstaan zeestromen. Zeestromen zijn de verplaatsingen van water in de oceanen en zeeën.

Slide 14 - Slide

Bij aanlandige wind in de zomer, wordt het in Nederland ....
A
warmer.
B
kouder.

Slide 16 - Quiz