This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
Slide 1 - Slide
...uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden
en dat de liberalen de macht hadden.
...beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
...uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling
steeds meer gingen onderscheiden.
Aan van deze paragraaf kan je...
om er in te komen een filmpje...
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Vorige les:
De Luxemburgse kwestie
Slide 4 - Slide
Gevolgen industriële revolutie:
Verstedelijking
De sociale kwestie
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
sociale wetten
schoolstrijd
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Er waren nog weinig wetten om arme arbeiders te helpen. Dit soort wetten noem je sociale wetten.
De enige wet die er was:
armenwet.
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 7 - Slide
Socialisten: Maak meer sociale wetten om armen te helpen.
Liberalen: Tegenstander van dit soort wetten. Regering moet zich niet bemoeien met burgers.
Confessionelen: God had rijk en arm bepaald. Wetten waren dus niet nodig.
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 8 - Slide
Samenvattend:
De aanhangers van de verschillende politieke stromingen verschillend over de armoede en het onderwijs.
- de sociale kwestie
-de schoolstrijd
Slide 9 - Slide
§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
sociale wetten
schoolstrijd
Slide 10 - Slide
Afsluiting
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd
Slide 11 - Slide
Maak de vragen 1 t/m 10
Blz 17 t/m 19
klaar? Test je zelf online paragraaf 1
Slide 12 - Slide
wat weten we nog?
Slide 13 - Slide
Wie is deze man en bij welke politieke stroming hoorde hij?
Slide 14 - Open question
Wie heeft de grondwet van 1848 gewijzigd?
A
Scheapman
B
Thorbecke
C
Willem 2
D
Troelstra
Slide 15 - Quiz
Welke politieke stroming was voorstander van de grondwetswijziging?
A
Conservatief
B
Socialisme
C
Feminisme
D
Liberaal
Slide 16 - Quiz
Wie was de koning van Nederland in 1848?
A
Willem 2
B
Willem 1
C
Willem 3
D
Thorbecke
Slide 17 - Quiz
Welke politieke partij is liberaal?
A
VVD
B
PvdA
C
CDA
D
VARA
Slide 18 - Quiz
Liberalisme
Slide 19 - Mind map
Conservatief
Slide 20 - Mind map
Socialisme
Slide 21 - Mind map
MAAK OPDRACHT 1 T/M 10 BLZ 16 EN 19
KLAAR: VRAAG HET ANTWOORDMODEL
VUL HET GELE BOEKJE IN T/M VRAAG
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Je mocht in Nederland alleen stemmen als je rijk genoeg was. Dit noemen we het censuskiesrecht. Vrouwen mochten sowieso niet stemmen. De liberalen hadden de macht in het parlement. De socialisten wilden dit anders. Zij wilden algemeen kiesrecht.
De opkomst van de industriële revolutie zorgde voor veranderingen in de maatschappij: verstedelijking en de sociale kwestie. Voorbeelden zijn lage lonen, massale werkloosheid, kinderarbeid en slechte woon- en werkomstandigheden. Er waren nog maar weinig sociale wetten die de armen konden helpen.
Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen was de schoolstrijd.
De burgers willen in de tweede helft van de 19e eeuw meer gelijke rechten. Dit noem je emancipatie. Om dit voor elkaar te krijgen gaan burgers samenwerken. Hierdoor raakt de samenleving verdeeld in groepen: de verzuiling.
Afsluiting
Slide 24 - Slide
Maak de vragen op blz 19
Klaar: oefenboek
Slide 25 - Slide
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Slide 26 - Slide
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Slide 27 - Slide
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd
Slide 28 - Slide
paragraaf 1: Koning en parlement, een nieuwe grondwet