22-3-21 Engels 1D

Luisterfragmenten + tag questions
Ik weet hoe ik een tag question kan toevoegen met een vorm van to be 
Taq questions
Engels 
Even oefenen
Opdracht 8
Nakijken
Tag questions, ze vallen best mee toch?
Vrijdag: Toets Unit 3
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Luisterfragmenten + tag questions
Ik weet hoe ik een tag question kan toevoegen met een vorm van to be 
Taq questions
Engels 
Even oefenen
Opdracht 8
Nakijken
Tag questions, ze vallen best mee toch?
Vrijdag: Toets Unit 3

Slide 1 - Slide

Word of the day!




Usage:  Goats roam free on the mountain. 
"to roam"

Slide 2 - Slide

Word of the day!
Defenition: (verb) to go to different places without having a particular purpose or plan

Synonym: wander, stray

Slide 3 - Slide

Tag questions

Slide 4 - Slide

You are a hockey player, ...
A
are you?
B
aren't you?

Slide 5 - Quiz

He is a hockey player,.........
A
is he?
B
isn't he?

Slide 6 - Quiz

You're doing the run, __________?

Slide 7 - Open question

The cake isn't in the box, _____?

Slide 8 - Open question

John is a fantastic piano player, ____?

Slide 9 - Open question

Aan de slag 
Gelijk even oefenen, pak je boek
Maak: Unit 4, lesson 2 opdracht 8 + 9 

Klaar? -> 
1. Maak af: opdracht 3,5,6,7 (vorige les)
2. Lees 1 hoofdstuk verder uit Fantastic Mr. Fox 

Slide 10 - Slide

Nakijken
Naar de online methode
We kijken na: Unit 4, lesson 2 opdracht 3,5,6,7,8

Slide 11 - Slide

Afronding

Tag questions, ze vallen wel mee toch? 


Slide 12 - Slide

LES 2! 

Slide 13 - Slide

Toets Unit 3
Volgende les (vrijdag) toets van heel Unit 3
Een deel geleerd voor het S.O. van vorige week

Deze les alle grammatica, wat woordjes en expressions doornemen en oefenen. 

Slide 14 - Slide

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 15 - Slide

more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:

beautiful / more beautiful than / the  most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning

Slide 16 - Slide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 17 - Quiz

This suitcase is ..... than the others. (heavy)

Slide 18 - Open question

She is the ..... tennis player of the world. (good)

Slide 19 - Open question

My house is (nice)
...
than yours.

Slide 20 - Open question

Who is the (good) ..... football player in the world?

Slide 21 - Open question

Grammar
blz 114 in je boek

Slide 22 - Slide

Messi is playing football.
(right now)
Messi plays football.
(but NOT at the moment)

Slide 23 - Slide

Present continuous 
Spellingsregels:
  • Eindigt het werkwoord op een -e, dan valt de -e weg
(to have)     I am having lunch.
(to give)   He is giving us homework.

  • Werkwoord van 1 lettergreep met een korte klinker (a, e, i, o, u), verdubbel dan de medeklinker
(to put)     We are putting sugar in his tea.
(to run)   She is running a marathon.

Slide 24 - Slide

Present continuous 
Vorm:
1. vorm van 'to be': am / are / is
2. werkwoord
3. + -ing
am doing the dishes right now.


My parents are watching TV.
Verkorte vorm: I'm doing / She's listening / We're watching

Slide 25 - Slide

Present Continuous-What are these people doing?
They are dancing
He is cycling
We are cooking

Slide 26 - Slide

Look! The dog .......... (play) with the ball.
A
is play
B
is playing
C
are play
D
are playing

Slide 27 - Quiz

We .......... (drink) some tea.
A
am drinking
B
are drinking
C
is drinking

Slide 28 - Quiz

It .......... (freeze) in here.
A
is freezing
B
are freezing
C
is freezeing
D
are freezeing

Slide 29 - Quiz

Rafke .......... (text) Pleun a message.
A
am texting
B
is texting
C
are texting

Slide 30 - Quiz

The cows .......... (run) and .......... (jump) in the meadow now.
A
are run are jump
B
are running are jumping
C
is running is jumping

Slide 31 - Quiz

Vul in:
Why ______ you _______ (to use) your phone in class?

Slide 32 - Open question

Vul in:
I ___________ ((-) to sleep), I ____________ (to watch) Netflix.

Slide 33 - Open question

Vul in:
The girl _______ ( to make) a video film

Slide 34 - Open question

Vul in:
Ann and John _______ (to work) on the computer

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

unwrap
A
uitnodigen
B
uitpakken
C
scheuren
D
inpakken

Slide 37 - Quiz

to light
A
licht
B
verlichten
C
aansteken
D
aanbranden

Slide 38 - Quiz

to get together
A
plezier hebben
B
samenkomen
C
samenwerken
D
samen genieten

Slide 39 - Quiz

impressive
A
indruk maken
B
uitdrukken
C
indrukwekkend
D
druktechnieken

Slide 40 - Quiz

gebouw:

Slide 41 - Open question

rijtjeshuis

Slide 42 - Open question

stadion

Slide 43 - Open question

verdieping

Slide 44 - Open question

druk; met veel mensen

Slide 45 - Open question

wolkenkrabber

Slide 46 - Open question

Afronding
Volgende les (vrijdag) toets! 
Wie heeft er nog vragen/ onduidelijkheden?

Slide 47 - Slide