This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Quizzz
Slide 1 - Slide
Wat betekent ADL?
A
algemene dagelijkse levensverrichtingen
B
anderstalig denken en luisteren
C
altijd druk leven
D
algemene dagelijkse lichaamsbehoeften
Slide 2 - Quiz
Mw. Popkens heeft een beroerte gehad en kan na een ziekenhuisopname niet meer thuis wonen omdat zij intensieve (medische) zorg nodig heeft. Waar kan zij terecht?
A
Maatschappelijke opvang
B
HHZ
C
GGZ
D
VVT
Slide 3 - Quiz
Mw. Klink heeft wondroos aan haar been. Ze heeft tijdelijk hulp in de huishouding nodig. Waar kan zij terecht?
A
Verpleeghuis
B
HHZ
C
GGZ
D
Kinderopvang
Slide 4 - Quiz
Wat is in de zorg een 'indicatie'?
A
Vaststelling van behoefte aan zorg.
B
Een ander woord voor zorgplan.
C
Een stripje waarmee de ph-waarde wordt gemeten.
D
Een ander woord voor protocol.
Slide 5 - Quiz
Wat is geen vorm van handhygiëne?
A
Handen reinigen
B
Handen wrijven
C
Handen desinfecteren
D
Handen verzorgen
Slide 6 - Quiz
Wat zijn geen micro-organismen?
A
Bacteriën
B
Gisten
C
planten
D
Schimmels
Slide 7 - Quiz
Van micro-organismen word je altijd ziek:
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Een ander woord afweersysteem is immuunsysteem:
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Wat is een goede reden om je handen te desinfecteren?
A
na direct contact met de zorgvrager
B
na toiletbezoek
C
wanneer je handen vies zijn
Slide 10 - Quiz
Wat gebruik je niet bij het poetsen van een prothese?
A
Een speciale protheseborstel
B
Kraanwater
C
Gewone tandpasta
D
Kukident
Slide 11 - Quiz
Meestal is 2 a 3 drie keer per week de haren wassen voldoende
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Dhr. de bruin moet geschoren worden. Hij heeft geen scheermesjes in huis, maar wel een apparaat. Je gaat hem .......... scheren.
A
Nat
B
niet
C
misschien
D
droog
Slide 13 - Quiz
Mw. de bruin is urine-incontinent. Ze heeft last van stressincontinentie. Dit betekent dat....
A
ze onvrijwillig urine verliest wanneer ze in paniek is
B
ze angstig raakt om naar het toilet te gaan
C
ze pijn heeft bij het onvrijwillig urine verliezen
D
ze onvrijwillig urine verliest bij niezen of hoesten
Slide 14 - Quiz
Dhr. popkens heeft dementie en last van functionele incontinentie. Dit betekent dat
A
Dhr. vergeet naar het toilet te gaan en verliest dan urine
B
Dhr. geen behoefte heeft aan toiletgang en liever een inco draagt
C
Dhr. het toilet soms niet kan vinden en verliest dan urine
D
Dhr. zijn blaas niet functioneert en daardoor urine verliest
Slide 15 - Quiz
Zweetklieren maken zweet. Wat is de functie van zweet?
A
nat houden van de huid
B
soepel houden van de huid
C
afkoeling van de huid
D
transpireren
Slide 16 - Quiz
Wat is oedeem?
A
Ophoping van vocht
B
Inwendige bloeding
C
Ophoping van ontlasting
D
Gekleurde vlekjes
Slide 17 - Quiz
Observeren =....
A
eten serveren
B
hetzelfde als obstipatie
C
opschrijven en overdragen
D
goed waarnemen soms met een gericht doel
Slide 18 - Quiz
Wanneer gaat je hart sneller kloppen?
A
Bij inspanning (bijv. sport) en zenuwen
B
Als je slaapt
C
Wanneer je op je hartslag gaat letten
D
Je hartslag is altijd hetzelfde
Slide 19 - Quiz
Hoe snel klopt het hart gemiddeld van een gezond persoon? ( in rust)
A
95 slagen per minuut
B
30 slagen per minuut
C
70 slagen per minuut
D
45 slagen per minuut
Slide 20 - Quiz
Het zorgen voor mijn vader is een voorbeeld van:
A
Informele zorg of mantelzorg
B
Nodige zorg
C
Formele zorg
D
Gebruikelijke zorg
Slide 21 - Quiz
Waarom zijn de lessen Individule basiszorg zo leuk?
A
Omdat je veel bezig bent
B
Omdat de docent super leuk is
C
Omdat het heel leerzaam is
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 22 - Quiz
Wat is een actieve tillift?
A
B
Slide 23 - Quiz
Mw. Aalders is 97 en dement. Ze wordt steeds magerder. Wat zouden oorzaken kunnen zijn?
A
Verminderde eetlust door een slecht gebit.
B
Mw. vergeet te eten of drinken.
C
Mw. stopt het eten in de aarde van planten.
D
Mw. kan niet goed ruiken en heeft daardoor geen trek.
Slide 24 - Quiz
Verhoogt lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk
Slide 25 - Quiz
Signaleren is bepaald gedrag (een signaal) opvangen en daarop reageren.
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quiz
Wat is de ziekte van Korsakov?
A
een soort dementie als gevolg van te veel alcoholgebruik en vitaminetekort
B
Een griepsoort afkomstig uit Wit-Rusland
C
Een virusinfectie aan de lever
D
Eetstoornis waarbij er een bacteriële infectie aan de slokdarm is
Slide 27 - Quiz
Wat heb je nodig bij het wassen van een bedlegerige cliënt?
A
4 waskommen, 4 handdoeken en 2 washandjes en shampoo
B
2 waskommen, 4 handdoeken en 1 washandje
C
2 waskommen, 3 handdoeken, 2 washandjes en zeep
D
washandje, zeep en een wasbak
Slide 28 - Quiz
Wat is een normale lichaamstemperatuur voor een volwassene?
A
36,5-37,5 graden
B
boven de 38 en onder de 39
C
15,5- 36,5 graden
D
tussen 37,9 en 39,9
Slide 29 - Quiz
Een papegaai gebruik je...
A
...bij draaien of hogerop zitten in bed.
B
...bij verplaatsing van bed naar stoel.
C
...bij het hogerop plaatsen in bed.
D
...om een infuus aan te hangen.
Slide 30 - Quiz
Wat is een complicatie van obstipatie?
A
Diarree
B
Aambeien
C
Soepele stoelgang
D
Veel honger
Slide 31 - Quiz
Mw. Bruin moet s'nachts regelmatig plassen en kan dan niet helemaal naar het toilet lopen.
Dhr. Mohammed zit in een rolstoel en vraagt hulp met plassen.
Dhr. Jansen is bedlegerig en moet poepen.
Mw. Simba kan zelfstandig naar het toilet, maar heeft vaak rugpijn.
Slide 32 - Drag question
Wat betekent "de frequentie van de stoelgang"?
A
Hoe vaak de cliënt ontlasting heeft.
B
Hoe dik/hard de ontlasting van de cliënt is.
C
Hoe dun de ontlasting van de cliënt is.
D
Hoe vaak de cliënt van zijn stoel af komt om naar de gang te lopen.
Slide 33 - Quiz
Smetten en doorliggen worden allebei veroorzaakt door lang in dezelfde houding te zitten of te liggen.