1.2 herhaling + practicum (NETH)

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

maandag 31 augustus

Wat is geen orgaan van een plant.

1. Wortels
2. Bladeren
3. Stuifmeel
4. Stengel

Mads zegt: Een blad bestaat uit verschillende weefsels dus is een orgaan.
Tigo zegt: Een huidmondje is een voorbeeld van een weefsel bij een plant.
Wie heeft er gelijk?

1. Mads
2. Tigo
3. Mads en Tigo
4. Geen van beiden

Wat is de functie van de vacuole?

1. Er vind fotosynthese plaats
2. Een stevige laag buiten om de cel
3. Het regelt alles wat in de cel gebeurd
4. Het geeft de cel stevigheid

Wat is de functie van elk onderdeel van een plantencel? Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie

Regelt alles wat er gebeurt in de cel

hierdoor is de cel stevig

Regelt welke stof de cel in en uit gaan

zorgt voor een stevige laag om de cel heen

Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels

Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 

celmembraan

cytoplasma

Vacuole

celwand

bladgroenkorrels

celkern

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? Sleep het juiste onderdeel naar het juiste vakje. Let op: 1 onderdeel blijft over!

Celmembraan

Celwand

Celkern

Bladgroenkorrel

Cytoplasma

Vacuole

Waar haalt de plant in de afbeelding zijn stevigheid vandaan?

1. Houtcellen
2. Stengel
3. Water
4. Celwand

Is de plant in de afbeelding een houtachtige of een kruidachtige plant.

1. Kruidachtige
2. Houtachtige
3. niet te zien

Zoek op in je boek. Hoeveel afdelingen heeft het plantenrijk?

In hoeverre beheers je de leerdoelen van 1.2

1. Goed
2. Ruim voldoende
3. Voldoende
4. Slecht

Heb je je huiswerk gemaakt en nagekeken?

1. Ja
2. Nee
3. Wel gemaakt niet nagekeken
4. Niet alles

Doen:

Heb je alles gemaakt en nagekeken?

(1.1 en 1.2)

Ga naar biologiepagina en kies een onderdeel wat jij nu gaat oefenen.

Klaar met oefenen is verder met 1.3

https:

Practicum plantencellen

• Ga in 2 tallen naar voren en bekijk de preperaten. 
• Bekijk de uitlegvellen die ernaast liggen.

Bekijk de cellen van de rode ui en vergelijk ze met de cellen van waterpest. Welk celonderdeel is bij de een wel aanwezig en bij de ander niet? Bedenk hoe dit komt.

Je hebt de microscoop de cellen van de rode ui vergeleken met de cellen van waterpest.
Welk celonderdeel is bij de een wel aanwezig en bij de ander niet?
Hoe komt dit denk je?