Grammatica 3.4 - 2 kgt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Grammatica 3.4 - 2 kgt

Lesplanning

- Herhaling theorie grammatica 1.4 en 2.4 + oefeningen
- Uitleg theorie grammatica 3.4 + oefeningen

- Maak opdrachten van 3.4

Lesdoel:

- Je weet hoe je de PV, WG, O, LV, MV in een zin kunt vinden.

- Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling (BWB) van een zin kunt vinden.

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Morgen moeten we een toets maken.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wanneer hebben we weer vakantie?

Wat is het WG in deze zin?

Je moet altijd je huiswerk maken.

Wat is het WG in deze zin?

In het weekend slaap ik uit.

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dat boek heb ik heel snel uitgelezen.

Wat is het onderwerp in deze zin?

De leerlingen maken het huiswerk.

Lijdend voorwerp

LV = wie/wat + WG + O?

           O               WG          LV 

De  jongen /  eet /  een  appel.

LET OP!

- Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp (LV). 

- Een lijdend voorwerp (LV) begint NOOIT met een voorzetsel.

tijdens de                                                           naast de

in de                                                                       voor de

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

De leerling maakt het huiswerk.

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik mag morgen het avondeten kiezen.

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Wil jij dit briefje aan de docent geven?

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Ik gaf het verlegen meisje een schouderklopje.

Bijwoordelijke bepaling (BWB)

Hoe vind je de BWB in een zin? 

Benoem eerst PV, WG, O, LV en MV. 

--> alle zinsdelen die daarna overblijven zijn BWB.

 O          WG          LV                        BWB                 WG

Hij / heeft / een voetbal / op het dak / geschopt.

Een bijwoordelijke bepaling 

geeft vaak antwoord op vragen als:

Waar? Wanneer? Hoe? Waarmee? Waardoor?Waarheen?

BWB       WG    O      BWB            BWB                BWB

Gister / liep / hij / snel / door de regen / naar huis.

gister  --> Wanneer?                      door de regen --> Waardoor?

snel --> Hoe?                                     naar huis --> Waarheen?

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Meneer Kuper geeft ons altijd veel huiswerk op.

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

In de gymzaal lag een grote plas water.

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Op haar stage heeft ze veel geleerd.

Aan het werk

- Lees de theorie over 'bijwoordelijke bepaling' (blz. 111)

- Maak grammatica 3.4, opdr. 5 en 6 (blz. 111)

- Klaar? --> ga lezen 

Lesdoel:

- Je weet hoe je de PV, WG, O, LV, MV in een zin kunt vinden.

- Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling (BWB) van een zin kunt vinden.

Huiswerk voor morgen

- Lees de theorie over 'bijwoordelijke bepaling' (blz. 111)

- Maak grammatica 3.4, opdr. 5 en 6 (blz. 111)