1.2 Organen, weefsels en cellen, 1.3 plantaardige en dierlijke cellen

Inleiding in de biologie
1.2 Organen, weefsels en cellen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Inleiding in de biologie
1.2 Organen, weefsels en cellen

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Carte mentale

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Question ouverte

Zet de organisatieniveau's van groot naar klein. 
groot
klein
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ecosysteem
levensgemeenschap
organisme
orgaan
populatie
orgaanstelsel
biosfeer
organel
cel
weefsel

Slide 4 - Question de remorquage

Leerdoelen basisstof 2
  • Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens herkennen en hun kenmerken en functies beschrijven.
  • Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen.
  • Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie.

Slide 5 - Diapositive

Orgaanstelsels, probeer ze te benoemen.

Slide 6 - Diapositive

Welk orgaan is dit?
A
Alvleesklier
B
Lever
C
Long
D
Nier

Slide 7 - Quiz

Welk orgaan is dit?
A
Long
B
Hart
C
Aorta
D
Hersenen

Slide 8 - Quiz

Welk orgaan is dit?
(het gele deel)
A
Dikke darm
B
Holle ader
C
Galblaas
D
Alvleesklier

Slide 9 - Quiz

Welk orgaan is dit?
(het groene deel)
A
Aorta
B
Lever
C
Galblaas
D
Alvleesklier

Slide 10 - Quiz

Welk orgaan is dit?
A
Hart
B
Maag
C
Milt
D
Long

Slide 11 - Quiz

Weefsels 
Dekweefsel?? Wat is dat? Wat is de functie? Waar komt het voor?

Slide 12 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat de betekenis is van de term 'weefsel'.

Slide 13 - Question ouverte

Tussencelstof

Slide 14 - Diapositive

Vorm en functie
Vorm van organismen aangepast aan de leefomgeving (functie).

Mens loopt rechtop (andere wervelkolom).
Dolfijn is gestroomlijnd voor waterweerstand.


De wetenschap kijkt vaak naar vorm in de natuur voor vormgeving van producten. Denk aan een dolfijn en een duikboot.

Slide 15 - Diapositive

Bedenk zelf een ander voorbeeld van wetenschappers die inspiratie doen uit biologische vormen.

Slide 16 - Question ouverte

De vorm van een pinguinvleugel past bij de functie ervan. Wat is de functie van een pinguinvleugel?
A
De vleugelvorm voorkomt afkoeling in ijskoud water.
B
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter zwemmen.
C
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter uit het water terug op het ijs komen.
D
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter vis vangen.

Slide 17 - Quiz

Thema 1 
1.1 Wat is biologie?
1.2 Organen, weefsels en cellen
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
1.4 Celorganellen
1.5 Transport door membranen
1.6 Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 18 - Diapositive

Lesdoelen basisstof 3
  • Je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen herkennen en de functies ervan benoemen.
  • Je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen herkennen en de functies ervan benoemen.
  • Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. 
  • Je kent de verschillende celorganellen en hun functies 


Slide 19 - Diapositive

Plantaardige en dierlijke cellen
  • Teken eens uit je hoofd een plantaardige cel en een dierlijke cel.
  • Benoem de verschillende organellen van deze cellen.
  • Vergelijk je tekening met je buur.

Slide 20 - Diapositive

Bekijk BINAS tabel 79B en 79C
Vergelijk de BINAS tabellen met jullie tekeningen.
Wat zijn de meest opvallende overeenkomsten?
Wat zijn de meest opvallende verschillen?

Slide 21 - Diapositive

Plastiden
Bladgroenkorrels (fotosynthese)
Kleurstofkorrels (aantrekkelijk/rijp)
Zetmeelkorrels (opslag)

Slide 22 - Diapositive

Aan het werk
Basisstof 2: Opdracht 13, 14, 16, 17, 19, 20
Basisstof 3: 

Slide 23 - Diapositive