Cursus 1.3 Voor welke prijs?

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Cursus 1.3 voor welke prijs?

Productieweg:

Wat gebeurt allemaal om iets te produceren

Bedrijfskolom:

Welke bedrijven zijn bij de productie betrokken

Wat is de toegevoegde waarde van een product?

De waardeverhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken.  

Het product wordt steeds meer geschikt voor gebruik.

Door arbeid, tijd en energie die in het product is gestoken, wordt het product meer waard.

Leerdoelen

• Weet jij het verschil te benoemen tussen afzet en omzet.

• Kun jij beredeneren wat er met de omzet gebeurt aan de hand van een voorbeeld.

• Kun jij de begrippen brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst toepassen in een berekening.

• Kun jij de BTW berekenen van producten.

Afzet

=

Het aantal producten dat je verkoopt

Omzet

=

Geld dat je verdient met verkoop van producten

Omzet = opbrengst

Formule

Omzet = verkoopprijs x afzet

Een taart kost € 10,- per stuk

De bakker verkoopt 4 taarten op een dag. 

De omzet is € 10,- x 4 taarten = € 40,- omzet

Een paar voetbalschoenen kost € 50,- per paar.
In een week worden 5 paar voetbalschoenen verkocht. Hoeveel is de afzet deze week?

1. 5 paar voetbalschoen
2. € 250,-
3. € 50,-
4. 10 paar voetbalschoenen

Een paar voetbalschoenen kost € 50,- per paar.
In een week worden 5 paar voetbalschoenen verkocht. Hoeveel is de omzet deze week?

1. 5 paar voetbalschoenen
2. € 250,-
3. € 50,-
4. 10 paar voetbalschoenen

Een week later zijn de voetbalschoenen in de aanbieding en kosten € 30,- per paar.
In die week worden 10 paar voetbalschoenen verkocht. De afzet is:

1. Gedaald
2. Gestegen
3. Gelijk gebleven

Een week later zijn de voetbalschoenen in de aanbieding en kosten € 30,- per paar.
In die week worden 10 paar voetbalschoenen verkocht. De omzet is:

1. Gedaald
2. Gestegen
3. Gelijk gebleven

Is de opbrengst/omzet van een dag
ook allemaal winst?

Ja

Nee

Overzicht begrippen

•  De afzet is de hoeveelheid die verkocht is. 
  
•  De omzet is het geldbedrag waarvoor iets is verkocht.  
  
•  omzet = prijs x afzet 

De brutowinst: wat je overhoudt van de omzet als je het bedrag waarvoor je de goederen hebt gekocht er aftrekt. 

•  brutowinst = omzet – inkoopwaarde van de omzet 
  

 De nettowinst: wat je overhoudt van de brutowinst als je alle kosten er aftrekt.

•  nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten  
  

Bedrijfskosten: alle kosten die het bedrijf moet maken, bijvoorbeeld loonkosten, huur van een gebouw, machines en reclame.

Wat is de formule voor de brutowinst?

1. Brutowinst = Inkoopwaarde - Omzet
2. Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde
3. Brutowinst = Omzet - Bedrijfskosten
4. Brutowinst = Inkoopwaarde + Nettowinst

Omzet = €110
Inkoopwaarde = €30,-
Brutowinst=....

1. €140,- winst
2. €80 verlies
3. €80,- winst
4. 30x110 = €3.300,-winst

Noem voorbeelden van
bedrijfskosten

Nettowinst =

1. Bedrijfskosten - brutowinst
2. Brutowinst - bedrijfskosten

BTW

Belasting toegevoegde waarde:  

• Dit betaal je op het moment dat je spullen koopt
  
• - Op luxe producten zit 21% BTW
  
• - Op dagelijkse behoefte zit 9% BTW
  

• BTW gaat naar de overheid.

      Ondersteuning samenleving; nieuwe wegen/dijken, veiligheid, onderwijs 

Verkoopprijs is €100,-
BTW = 21%
Consumentenprijs = ...

Je koopt een nieuwe telefoon. Deze kost zonder BTW € 433,-.
Je moet nog 21% BTW betalen. Hoe duur is de telefoon met BTW?

1. 90,93
2. 342,07
3. 453,62
4. 523,93

Huiswerk

Alle opdrachten en leerstof 

cursus 1.3