Sterke en zwakke werkwoorden

Sterke en zwakke werkwoorden
In de verleden tijd
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Sterke en zwakke werkwoorden
In de verleden tijd

Slide 1 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
  • De klinker verandert NIET in de verleden tijd
  • stam + te(n)
  • stam + de(n)
  • 't ex kofschip

  • Ik werk --> Ik werkte
  • Ik leer --> Ik leerde

Slide 2 - Diapositive

Sterke werkwoorden
  •  De klinker verandert in de verleden tijd


  • Ik loop --> Ik liep
  • Ik kijk --> Ik keek
  • Ik drink --> Ik dronk

Slide 3 - Diapositive

't ex kofschip
Pieter _______ (plakken) gisteren de band van zijn fiets.

  • Zoek de stam (hele werkwoord - en) --> plakken - en = plakk
  • Zit de laatste letter in het kofschip? --> de k zit wel in 't ex kofschip
  • Schrijf de ik-vorm op --> ik plak = plak
  • Ja? --> ik-vorm + te(n)
  • Nee? --> ik-vorm + de(n)
  • plak + te = plakte

Slide 4 - Diapositive

't ex kofschip
Natasja _______ (verven) gisteren haar haren blond.

  • Zoek de stam (hele werkwoord - en) --> verven - en = verv
  • Zit de laatste letter in het kofschip? --> de v zit niet in 't ex kofschip
  • Schrijf de ik-vorm op --> ik verf = verf
  • Ja? --> ik-vorm + te(n)
  • Nee? --> ik-vorm + de(n)
  • verf + de = verfde

Slide 5 - Diapositive

't ex kofschip
Nathan _______ (praten) gisteren de hele avond over zijn hond.

  • Zoek de stam (hele werkwoord - en) --> praten - en = prat
  • Zit de laatste letter in het kofschip? --> de t zit wel in 't ex kofschip
  • Schrijf de ik-vorm op --> ik praat = praat
  • Ja? --> ik-vorm + te(n)
  • Nee? --> ik-vorm + de(n)
  • praat + te = praatte

Slide 6 - Diapositive

Sien ____ (werken) afgelopen week heel hard.

Slide 7 - Question ouverte

Sien en zijn zusje ___ (verven) ook de binnenkant.

Slide 8 - Question ouverte

Het vuur ___ (branden) gisteren heel hard.

Slide 9 - Question ouverte

Gisteren ___ (lopen) ik heel snel naar huis.

Slide 10 - Question ouverte

Zelf aan het werk
  • Overleggen mag op fluistertoon
  • Heb je een vraag? Steek je vinger op
  • Ben je klaar? Ga voor een ander vak bezig.
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive