Paragraaf 7.1 : Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Woordsoorten

Je leert over woordsoorten.

Woordsoorten benoemen

Woordsoorten zijn iets anders dan zinsdelen.
Soms vragen we je een woordsoort te benoemen

Bij woordsoorten benoem je elk woord in de zin bij een soort!

Welke woordsoorten kan je al herkennen in een zin?

Werkwoorden

Een werkwoord is een woordsoort.

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt,  wat er is gebeurd, wat iemand of iets is.

Welke zijn de drie lidwoorden?

Maak een zin met minimaal 1 werkwoord en minimaal een lidwoord over jouw hobby.

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en gevoel.

Onthoud: Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.

Van een zelfstandig naamwoord kun je een meervoud malen en een verkleinwoord.

Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.

Wel antwoord geeft de juiste woordsoorten weer?
De groene appel is lekker.

1. de = olw groene = zn appel = zn is = ww
2. de = olw groene = ww appel = zn is = ww
3. de = blw groene = bn appel = zn is = ww
4. de = blw de = blw groene = bn appel = ww is = ww

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

voorbeeld: De groene appel. "Groene" zegt iets over "de appel" en is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je vaak met -en.

Noem een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord bij 'een ..... trui'.

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Werkwoord

Een 

het

de

denkt

spinnen

pauze

geheugen

toetje

toetsen

getekend

dans

Kies de juiste woordsoort.

In klas 3A en 3B  zitten alleen maar leuke leerlingen.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Lidwoord (lw)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Zelfstandig werkwoord (zww)

Kies de juiste woordsoort.

Vanochtend heb ik één boterham gegeten.

1. Lidwoord
2. Geen lidwoord

Voorzetsel (vz)

- kastwoorden (plaats)

- feestwoorden (tijd)

Beschrijf wat je vandaag aan hebt. Gebruik meerdere bijvoeglijk naamwoorden, zelfstandig naamwoorden en minimaal één voorzetsel.

Persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijke voornaamwoorden

Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Bezittelijke voornaamwoorden

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. zij
2. zij, aan
3. hem
4. zij, hem

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

1. Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
2. Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
3. Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
4. Plakt twee zinnen aan elkaar

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?

1. Ja
2. Nee

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, haar
3. Zij, haar, haar
4. haar

Persoonlijk voornaamwoord

1. hij
2. die
3. welke
4. hem

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. ik
2. ze
3. Madelon
4. ik / ze

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.

1. Waar
2. Niet waar

Persoonlijk voornaamwoord

Geen persoonlijk voornaamwoord

Het boek is van mij

Mijn speelgoed

Hun tassen

Ik schrijf hun een brief

Jouw zus

De hond is van jou

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Ik

Zijn

Haar

Hij

Mijn

Uw

Jij

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Jouw

Jullie

Uw

Wij

Hun

Ik

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

jullie

me

je

haar

hij

uw

ons

ze

hun

zijn

jouw

hem

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Deze

Hij

Zijn

Dat

Het

Hun

Mijn

Die

bezittelijk voornaamwoord

Doet

jullie

computer

ook

zo

raar?

Hun

auto

is

duurder

Grammatica 7.1

Vragen?

Maak opdrachten 1 t/m 6