zaterdag 9 december 2023: Cursus Taal Stijlfiguren + Grammatica zelfstandig, koppel- en hulpw.w.

Welkom!
Wat gaan we doen:
  • Cursus Taal paragraaf 2 Stijl
  • Cursus 5 Grammatica paragraaf 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Wat gaan we doen:
  • Cursus Taal paragraaf 2 Stijl
  • Cursus 5 Grammatica paragraaf 

Slide 1 - Diapositive

Cursus Taal par. 2 Stijl (blz 92-93)
Pak je boek er maar even bij.

Stijl = de manier waarop je iets zegt of schrijft (bijvoorbeeld humoristisch, zakelijk, informeel)

Er zijn verschillende stijlfiguren - middel om dat wat je witl zeggen treffender en mooier te zeggen



Slide 2 - Diapositive

Welke stijlfiguren worden beschreven in deze paragraaf?

Slide 3 - Question ouverte

Stijlfiguren
Wat zijn stijlfiguren?
Stijlfiguren zijn literaire trucs die worden gebruikt om een tekst levendiger, interessanter of overtuigender te maken voor een lezer of luisteraar.


Slide 4 - Diapositive

Welke stijlfiguren?
Blz 92: 
  • Opsomming of enumeratie 
  • Drieslag (vaste opsomming van drie begrippen)
  • Climax (fluisteren, praten, schreeuwen)
  • Overdrijving of een hyperbool
  • Tegenstelling of antithese (leven of dood)

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

'Bloed, zweet en tranen' - dit is een bijzondere opsomming. Wat voor een?

Slide 7 - Question ouverte

Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 8 - Quiz

Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.
Geproefd van het leven, zoveel vrienden ongekend.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 9 - Quiz

Met bloed zweet en tranen, zei ik, rot hier nu maar op.
Met bloed zweet en tranen,
Zei ik vrienden, dag vrienden, de koek is op.

Welke stijlfiguur herken je hier vooral?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een drieslag?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 11 - Quiz

In welke zin staat een enumeratio?
A
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
B
Linda is dol op school: ze houdt van Maths, Nederlands en Frans.
C
Ik had een twee voor de toets. Ik had dus wel een paar foutjes.
D
Daar ik ben ik niet blij mee.

Slide 12 - Quiz

In welke zin staat een climax?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 13 - Quiz

Het vlees, de organen, de botten, de huid, de hoorns, echt alles van de koe wordt verwerkt tot producten.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 14 - Quiz

Onthoudt/leer de stijlfiguren 
de stijlfiguren moet je kunnen herkennen in zinnen en teksten. 


Slide 15 - Diapositive

Cursus 5 Grammatica paragraaf 6 

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
Blz 216 - 217

 

Slide 16 - Diapositive


Werkwoord soorten:

  • zelfstandig werkwoord (zww)
  • hulpwerkwoord ( hww)
  • koppelwerkwoord (kww)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Let Op!!
Staan er meerdere ww in de zin, dan is de PV een hww

'Hij zou leraar willen worden'

Zou willen worden zijn de ww
3 ww, dus 2 hww

Slide 19 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (zww)
Wanneer een werkwoord de handeling / actie aangeeft,
spreek je van een zelfstandig werkwoord. (zww)

Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.

Slide 20 - Diapositive

Koppelwerkwoord (kww)
- Geeft geen handeling aan
- Koppelt het onderwerp aan een kenmerk of eigenschap verderop in de zin.
- Kan er maar 1 van in de zin staan

Het onderwerp doet niets, maar is iets.

Slide 21 - Diapositive

De koppelwerkwoorden zijn:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)

Slide 22 - Diapositive

Een zww zit nooit samen in een enkelvoudige zin met een kww.

Slide 23 - Diapositive

Hulpwerkwoorden
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord.


Je kunt de verdwijnproef toepassen en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Slide 24 - Diapositive

Even oefenen!

Slide 25 - Diapositive

Wat is het koppelwerkwoord in de zin?
Johan schijnt jarig te zijn.

Slide 26 - Question ouverte

Ik ben naar huis gelopen.
Het laatste werkwoord is een:
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 27 - Quiz

Is het woord tussen haakjes een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten.( heb)
A
zelfstandig werkword
B
hulpwerkwoord

Slide 28 - Quiz

Dat boek van jou lijkt me erg goed.
lijkt = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 29 - Quiz

Jacob is een oplettende leerling.

is =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 30 - Quiz

Laatste vraag:
Ineke gaat naar de stad.
gaat = .?.
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 31 - Quiz

Volgende week - 16 december
  • Huiswerk staat in de online planning
  • Volgende week online les van 14:15-15:00 (dit in verband met een vergadering die ik heb)
  • Succes weer komende week!

Slide 32 - Diapositive