Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Ik weet hoe (zinnen en) alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn.
Ik weet welke signaalwoorden bij welk tekstverband horen.
Ik kan signaalwoorden herkennen in de tekst.
Slide 2 - Diapositive
Tekstverbanden
Slide 3 - Carte mentale
TEKSTVERBANDEN
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.
Die samenhang heet een TEKSTVERBAND.
Door te letten op tekstverbanden begrijp je een tekst beter.
Slide 4 - Diapositive
Signaalwoorden
Slide 5 - Carte mentale
Signaalwoorden hebben een functie, ze geven een signaal.
Welk signaal? Maak een hele simpele zin met het woord!
Voorbeeld:
We kwamen allebei te laat in de les van meneer Aziz. Omdat hij vond dat iedereen weleens te laat kan komen en dat hem dat zelf ook wel eens gebeurde, kregen we geen straf.
Welke functie heeft het woord omdat? Welk signaal geeft het?
Ik pak een paraplu, omdat het regent.
'Omdat' geeft een reden aan. Controleer het maar in de eerste zin.
'Hij vond dat iedereen weleens te laat kan komen' is de reden dat we geen straf kregen.
Slide 6 - Diapositive
Noteer de drie signaalwoorden in de volgende sheet.
Slide 7 - Diapositive
De drie signaalwoorden zijn:
Slide 8 - Question ouverte
Bijvoorbeeld = voorbeeld
Ook = opsomming
Doordat = oorzaak-gevolg
Slide 9 - Diapositive
Welk verband zie je in deze alinea?
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Conclusie
Slide 10 - Quiz
Zoek het tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, maar tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting
Slide 11 - Quiz
Zoek het tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.