Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vandaag:
Lesdoel
Tekstverbanden + signaalwoorden
Aan de slag!
Huiswerk & TaalVout
Slide 2 - Diapositive
Lesdoel
Ik weet hoe (zinnen en) alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn.
Ik weet welke signaalwoorden bij welk tekstverband horen.
Ik kan signaalwoorden herkennen in de tekst.
Slide 3 - Diapositive
Tekstverbanden
Slide 4 - Carte mentale
TEKSTVERBANDEN
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.
Die samenhang heet een TEKSTVERBAND.
Door te letten op tekstverbanden begrijp je een tekst beter.
Slide 5 - Diapositive
Signaalwoorden
Slide 6 - Carte mentale
Signaalwoorden hebben een functie, ze geven een signaal.
Welk signaal? Maak een hele simpele zin met het woord!
Voorbeeld:
We kwamen allebei te laat in de les van meneer Aziz. Omdat hij vond dat iedereen weleens te laat kan komen en dat hem dat zelf ook wel eens gebeurde, kregen we geen straf.
Welke functie heeft het woord omdat? Welk signaal geeft het?
Ik pak een paraplu, omdat het regent.
'
Slide 7 - Diapositive
Noteer de drie signaalwoorden in de volgende sheet.
Slide 8 - Diapositive
De drie signaalwoorden zijn:
Slide 9 - Question ouverte
Bijvoorbeeld = voorbeeld
Ook = opsomming
Doordat = oorzaak-gevolg
Slide 10 - Diapositive
Welk verband zie je in deze alinea?
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Conclusie
Slide 11 - Quiz
Zoek het tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, maar tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting
Slide 12 - Quiz
Zoek het tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting
Slide 13 - Quiz
Zo goed begrijp ik het nu:
😒🙁😐🙂😃
Slide 14 - Sondage
Aan de slag!
Lees de toolbox van Lezen 3 -> signaalwoorden.
Ruil je tekst van de vorige les (inclusief vragen) met een klasgenoot. Zorg ervoor dat je daardoor een andere tekst hebt!
Beantwoord de vragen.
Arceer signaalwoorden. Noteer vijf signaalwoorden uit de tekst en benoem het tekstverband dat hierbij hoort.
Slide 15 - Diapositive
Huiswerk & TaalVout
Lees de toolbox van Lezen 3 -> signaalwoorden.
Beantwoord de vragen (van je klasgenoot) over de tekst.
Arceer signaalwoorden. Noteer vijf signaalwoorden uit de tekst en benoem het tekstverband dat hierbij hoort.