Zouten herhaling klas 4

Wat gaan we vandaag doen?

Zouten herhalen


1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we vandaag doen?

Zouten herhalen


Slide 1 - Diapositive

Herhaling
Zouten wat zijn dat
Oplosvergelijking
Indampvergelijking
Neerslagvergelijking

Slide 2 - Diapositive

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.

Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationeel)
keukenzout (triviaal)

Slide 3 - Diapositive

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Door het afstaan van een elektron raakt het natriumatoom 1 positief geladen.
Door het opnemen van een elektron raakt het chlooratoom 1 negatief geladen.
K-schil
proton
neutron
atoomkern
elektron
Cl
natriumchloride
ion
Cl1-

Slide 4 - Question de remorquage





Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
element
atoomnr.
protonen
elektronen
neutronen
Mn4+
25
25
16
A
25
B
29
C
21
D
41

Slide 5 - Quiz

Zouten zijn altijd ______ bij kamertemperatuur.

Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
A
vloeibaar
B
opgelost
C
gasvormig
D
vast

Slide 6 - Quiz

Positief ion
Negatief ion
Sleep de zinnen naar de juiste locatie.
Elektronen opnemen geeft een
Elektronen afstaan geeft een
Metaalatoom vormt een
Een niet-metaalatoom vormt een

Slide 7 - Question de remorquage

Sleep de ionen naar de juiste locatie.
 CO32-
PO43-
OH-
NH4⁠+
NO3-
nitraat-ion
ammonium-ion
hydroxide‑ion
 fosfaat-ion
carbonaat-ion

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is de lading van een magnesium-ion?
Gebruik je Binas (40A)

(20 s)
A
+
B
2+
C
-
D
2-

Slide 9 - Quiz

Welke ladingen kan een ijzerion hebben?
(Binas 40A)

(20 s)
A
1+, 2+
B
2+, 3+
C
1+, 3+
D
2+, 4+

Slide 10 - Quiz

Geef de formule en lading van
een sulfaat-ion (Binas 66B)
(je hoeft geen sub/superscript te gebruiken)
timer
1:00

Slide 11 - Question ouverte

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 2:

  1. aluminiumsulfaat
  2.       Al3+       SO42-     
  3.         3+             2-
  4.         2       :       3                                                                    
  5.   ( Al3+ )2    ( SO42-  )3                                                     
  6.    Al3+ 2        ( SO42- )3  
  7.    Al2 ( SO4 )3  

Slide 12 - Diapositive

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 3:

  1. ijzer(III)fosfaat
  2.       Fe3+       PO43-     
  3.         3+             3-
  4.         1       :      1                                                                    
  5.   ( Fe3+ )1    ( PO43-  )                                                    
  6.    Fe3+          (PO43- 
  7.          Fe  PO4  

Slide 13 - Diapositive

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2

Slide 14 - Quiz

Wat is de naam van

Na2O
A
Natriumoxide
B
Dinatriumoxide
C
Natriumzuurstof
D
Natrium(II)oxide

Slide 15 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfaat?
A
Na2S
B
Na2SO4
C
Na2SO3
D
NaSO3

Slide 16 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van ammoniumfosfaat?
A
NH4PO4
B
(NH4)3PO4
C
NH4(PO4)3
D
PO4(NH4)3

Slide 17 - Quiz

Oplossen van zouten:
  • De ion binding laat los 
  • Negatieve ionen trekken naar het meest positieve deel van H2O (de H atomen), de positieve ionen naar het meest negatieve deel (het O atoom)

Slide 18 - Diapositive

Oplossen van een zout in water
  • Binas tabel 45A:
  • g: goed oplosbaar (vb: NaNO3)
  • m: matig oplosbaar (vb: MgSO3)
  • s: slecht oplosbaar (vb: CaCO3)
  • r: reageert in water (vb: CaO)

Slide 19 - Diapositive

Het oplossen van natriumchloride
  • Cl-ionen worden harder aangetrokken tot het meest positieve deel van de H2O moleculen dan tot Na+ ion. 
  • Na+ ionen worden juist meer aangetrokken tot het meest negatieve deel van de H2O moleculen. Dus laten ze elkaar los

Slide 20 - Diapositive

Hoe is de oplosbaarheid van magnesiumfosfaat
A
goed
B
matig
C
slecht

Slide 21 - Quiz

Hoe is de oplosbaarheid van ijzerbromide
A
goed
B
matig
C
slecht

Slide 22 - Quiz

Hoe is de oplosbaarheid van ammoniumfosfaat
A
goed
B
matig
C
slecht

Slide 23 - Quiz

Wanneer is een zout oplossing verzadigd?
Als...
A
...de maximale hoeveelheid zout is opgelost
B
...de maximale hoeveelheid water is opgelost
C
...je niet meer kan roeren.
D
...de oplossing vast wordt.

Slide 24 - Quiz





Je ziet dat alle ionen los van elkaar komen, uit dit ene zout komen dus 5 ionen!
notatie van oplossen van een zout

Het oplossen van aluminiumsulfaat:

Slide 25 - Diapositive

oplosvergelijking van aluminiumsulfaat: alle ionen laten elkaar los, er ontstaan 2 losse aluminiumionen en 3 losse sulfaationen
 Geef de oplosvergelijking van aluminiumsulfaat
1. noteer eerst de juiste verhoudingsformule van het zout voor de pijl. 
2. Noteer daarna de losse ionen MET lading erbij na de pijl. 

3. Maak tot slot de vergelijking kloppend. Zet de getallen op de juiste plek.

Slide 26 - Diapositive

De oplosvergelijking van aluminiumfosfaat is:
AlPO4
A
Al3+(aq)+PO43(aq)AlPO4(s)
B
AlPO4(s)Al3+(aq)+PO43(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
AlPO4Al3++PO43

Slide 27 - Quiz

Indampen van een zout:
De ionen trekken weer naar elkaar toe zoals bij het indampen van een ijzer(II)nitraat oplossing.

Slide 28 - Diapositive

De indampvergelijking van
zinknitraat is:
ZnNO3
A
Zn2+(aq)+2NO3(aq)Zn(NO3)2(s)
B
Zn(NO3)2(s)Zn2+(aq)+2NO3(aq)
C
Zn2++2NO3Zn(NO3)2
D
Zn(NO3)2Zn2++2NO3

Slide 29 - Quiz

Oplossen en indampen
Oplosvergelijking:


Indampvergelijking:
NaCl(s)Na+(aq)+Cl(aq)
Na+(aq)+Cl(aq)NaCl(s)

Slide 30 - Diapositive

Is deze stof goed oplosbaar?
Na2CO3
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Geef de oplosvergelijking van
Na2CO3

Slide 32 - Question ouverte

Geef de indampvergelijking van kwik(II)chloride-oplossing

Slide 33 - Question ouverte

Zoutoplossingen mengen
Als je 2 zoutoplossingen met elkaar mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren: 
  • Het blijft een heldere oplossing: alle ionen blijven in oplossing
  • Het wordt een troebele suspensie: 2 soorten ionen reageren met elkaar en worden een slecht oplosbaar zout. Dit heet een neerslag

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Binas 45A

Slide 37 - Diapositive

Let op! dit is geen indampvergelijking. Het lijkt er wel op!

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

OPDRACHT 1:
Een slecht oplosbaar zout maken.
Met welke twee zouten kan je bariumcarbonaat maken? .
A
Bariumchloride en calciumcarbonaat
B
bariumchloride en natriumcarbonaat
C
Zilverchoride en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en kaliumcarbonaat

Slide 40 - Quiz

OPDRACHT 1:
Beschrijf hoe je bariumcarbonaat kunt maken uit oplossingen van andere zouten.

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

OPDRACHT 2:
Een slecht oplosbaar zout maken.
Met welke twee zouten kan je calciumcarbonaat maken? .
A
Calciumchloride en calciumcarbonaat
B
Calciumchloride en natriumnitraat
C
Calciumnitraat en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en calciumcarbonaat

Slide 43 - Quiz

OPDRACHT 2:
Beschrijf hoe je calciumcarbonaat kunt maken uit oplossingen van andere zouten.

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Noteer de reactievergelijking voor het oplossen van NaOH

Slide 46 - Question ouverte

OPDRACHT 3:

Verwijder de sulfaationen uit een koper(II)sulfaat-oplossing
A
Met natriumnitraat
B
Met calciumnitraat
C
Met Ammoniumnitraat
D
Met bariumnitraat

Slide 47 - Quiz

Zelf oefenen

Je mengt oplossingen van

  1. koperchloride en zilvernitraat
  2. kaliumchloride en natriumsulfaat
  3. bariumchloride en natriumcarbonaat

Slide 48 - Diapositive