1.4 bijverdienen

1.4 bijverdienen
Ga rustig zitten volgens de plattegrond
Pak allemaal een pen erbij
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.4 bijverdienen
Ga rustig zitten volgens de plattegrond
Pak allemaal een pen erbij

Slide 1 - Diapositive

Planning
Korte terugblik 1.3 tabel
Uitleg 1.4 
Huiswerk 1.4
Begrippentestje 1.4

Slide 2 - Diapositive

  • Tabel is een overzicht van gegevens
      (getallen) in kolommen en rijen.
  • Bij een rij gaat het om de horizontale
      hokjes van links naar rechts.
  • Bij een kolom gaat het om de verticale
      hokjes van boven naar beneden.
  • Het is erg belangrijk om de tabel goed te
      lezen, denk aan de titel en eventuele
      toelichting!



Wat is een tabel?

Slide 3 - Diapositive

Tabel: Daglonen medewerkers in euro's
Rij
Kolom
Titel
Toelichting

Slide 4 - Diapositive

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • het verschil noemen tussen een werkgever en werknemer.
  • uitleggen dat jongeren minderen uren per week mogen werken dan
      volwassenen.
  • uitleggen je wat voor soort werk verboden is voor jongeren.
  • uitleggen wat het minimumloon is en waar dat bedoeld voor is.
Paragraaf 1.4 Bijverdienen

Slide 5 - Diapositive

Waarom werken?
Geld
Sociale contacten
Ervaring

Slide 6 - Diapositive

  • Als je jonger bent dan 13 jaar is het verboden om te werken.
Hoelang mag jij werken?
Tabel: Hoelang mag jij werken?

Slide 7 - Diapositive

Tot je 18 jaar wordt mag je geen zwaar en gevaarlijk werk doen dat schadelijk kan zijn voor je gezondheid.

Mag je elke baan doen die je wilt?

Slide 8 - Diapositive



Werknemer (neemt werk)
  • De werkgever moet jou
      loon betalen voor je werk.
  • De werknemer moet op tijd
      komen om te werken.





Werkgever (geeft werk)
  • De werkgever moet de werknemer
      loon betalen voor het werk.
  • De werkgever moet ervan uit kunnen gaan dat de werknemer goed werk levert.
Werknemer en werkgever 

Slide 9 - Diapositive

Werkgever en werknemer
Werkgever
Werknemer

Slide 10 - Diapositive

Werknemer en werkgever
Werknemer
Iemand die in dienst van een baas betaald werk doet.

Werkgever
Iemand die een of meer mensen in loondienst heeft.

Slide 11 - Diapositive




  • Als werknemer heb je recht op geld.
     Dat heet loon.

  • Ben je jonger dan 23 jaar? Dan heb je recht
      op het minimumjeugdloon.

  • Ben je ouder dan 23 jaar? Dan heb je recht
      op het minimumloon.

  • Minimum(jeugd)loon betekent het
      minimale dat een bedrijf moet betalen.
Loon
Bron: UWV, 2022

Slide 12 - Diapositive

Minimum jeugdloon

  • ben je tussen de 15 en 22 jaar bent, geldt het minimumjeugdloon. 
  • bij elke leeftijd is dat een percentage van het minimumloon. Hoe jonger, hoe lager het minimumjeugdloon is.

Slide 13 - Diapositive

Minimumloon

Slide 14 - Diapositive

Koppeling met paragraaf 1
  • Krijg een maandloon/salaris zo maar, of moet je daarvoor         wat voor doen. Zo ja? hoe heet dat?
  • Stel je voor je werkt, in welke vormen kan je uitbetaald     krijgen?
  • Als je salaris ontvangt, kan je dat direct uitgeven?

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk
Je maakt de toepassingsvragen van paragraaf 4
de opdrachten staan op pagina 22 en 23
je maakt opdracht 6 t/m 11
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Begrippen test
Begrippen
-Loon
-Werknemer
-Werkgever
-Minimumjeugdloon

Slide 17 - Diapositive

Een werknemer is
A
iemand die in loondienst werkt
B
een ZZP'er (zelfstandige zonder personeel)
C
betaalt de salarissen
D
ontvangt een loon of salaris

Slide 18 - Quiz

Een werkgever is...
A
iemand die andere in dienst heeft.
B
iemand die alleen werkt
C
iemand die opzoek is naar werk
D
iemand die werkt voor een ander

Slide 19 - Quiz

Het minimumjeugdloon geldt tot
A
16 jaar
B
18 jaar
C
21 jaar
D
23 jaar

Slide 20 - Quiz

Waarom is er een minimumloon ingesteld?
A
Om bedrijven te beschermen.
B
Om arbeiders te beschermen.

Slide 21 - Quiz

Wat is het minimumloon?
A
een bedrag wat werknemers bedacht hebben dat je minimaal moet ontvangen
B
Een bedrag dat werkgevers vastgesteld hebben wat je minimaal moet verdienen
C
Een bedrag wat de overheid vastgesteld heeft. Dit moet je minimaal verdienen als je werkt
D
Een wet bedacht door de EU.

Slide 22 - Quiz

De manager is werkgever
A
onjuist
B
juist

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
Maak de toepassingsvragen van 1.3.
Het gaat om opdrachten 6 t/m 10
De opdrachten staan op pagina 18 & 19
Je werkt de komende 10 minuten zelfstanding aan het huiswerk.
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Hoeveel procent is 672 van 1.200?
A
52 %
B
61%
C
58%
D
56 %

Slide 26 - Quiz

Hoeveel procent is met tonijn?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%

Slide 27 - Quiz

Van een getal berekenen hoeveel procent het is van een ander getal.
Hoeveel procent is € 16,50 van € 240,-
A
7%
B
6,6%
C
6,9%
D
6,8%

Slide 28 - Quiz

Wat is een andere naam voor een debetsaldo?
A
Creditsaldo
B
In de min staan
C
Zware pas
D
Floes eh neef

Slide 29 - Quiz