Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
herhaling
Slide 1 - Diapositive
2.1 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Diapositive
2.2 bijvoeglijk naamwoord en vraagzinnen
Slide 5 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Misschien besef je het niet, maar je gebruikt de hele dag door bijvoeglijk naamwoorden. Het is dus niet zo moeilijk om te leren wat dat dan precies zijn.
Begrip :
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt.
Slide 6 - Diapositive
voorbeelden bijvoeglijk naamwoord
de rode auto
de auto is rood
de groene fiets
de fiets is groen
het dikke boek
het boek is dik
de katoenen broek
de broek is katoen
de gouden ketting
de ketting is goud
Slide 7 - Diapositive
Vraagzinnen
twee soorten vragen
Open vraag ------------------> begint met een vraagwoord
Gesloten vraag---------------> begint met een werkwoord
Slide 8 - Diapositive
open vraag vraagwoord
Wie is dat?
Wat is dat?
Wanneer ga je naar huis?
Waar ga je naar toe?
Waarom doe je dat?
Het antwoord is een zin-------daarom een open vraag
Slide 9 - Diapositive
Gesloten vraag
Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord
Op een gesloten vraag is maar 1 antwoord mogelijk Ja of Nee
Ben jij de zus van Mo?
Ga je nu al naar huis?
Slide 10 - Diapositive
2.3 gebruik van "het " / voorzetsels
Slide 11 - Diapositive
Voorzetsels
Slide 12 - Diapositive
Het verschil van " het "
HET als lidwoord ------------>HET dikke boek ligt op de tafel.
HET als persoonlijk voornaamwoord----------> Ik zie HET.
Daar vliegt een vogel, ik ziehet
Slide 13 - Diapositive
2.4 scheidbare werkwoorden
Sommige werkwoorden kun je splitsen. Deze werkwoorden noem je scheidbare werkwoorden.
Slide 14 - Diapositive
voorbeelden
opbellen : hij belt haar op
afwassen : hij wast vanavond af
meegaan : ik ga met je mee
tegenhouden : wij houden de bus tegen
Slide 15 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin