K4 les over vergrotingen/opp/inhoud

Vlakke meetkunde
Vergrotingsfactor
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vlakke meetkunde
Vergrotingsfactor

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Een lijnstuk van 2 cm wordt 10 cm.
Wat is de vergrotingsfactor?
A
8
B
5
C
10

Slide 3 - Quiz

Een lijnstuk van 4 cm wordt 12 cm.
Wat is de vergrotingsfactor?
A
3
B
8
C
12

Slide 4 - Quiz

Is de rechter driehoek een vergroting van de linker driehoek?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

De vergrotingsfactor bereken je door het beeld te delen door het origineel
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

De lengte van het origineel is 10 m en van de vergroting is 30 m
Wat is de vergrotingsfactor?
A
0.3
B
0.33
C
3
D
33

Slide 7 - Quiz


Is foto C een vergroting van foto A?
A
Ja, foto C is een vergroting van foto A
B
Nee, foto C is geen vergroting van foto A
C
Weet ik niet

Slide 8 - Quiz


Dit is een verkleining van foto A naar B. Hoe bereken je de vergrotingsfactor?
A
lengte beeld : lengte origineel
B
lengte origineel : lengte beeld

Slide 9 - Quiz

Als je gaat verkleinen blijft de berekening voor de  vergrotingsfactor => lengte beeld : lengte origineel
Het getal zal dan onder de 1 zijn!

Slide 10 - Diapositive


Bereken de factor van de vergroting van foto A naar foto B.
A
3,7 : 2,4 = 1,54
B
2,4 : 6 = 0,4
C
2,4 : 3,7 = 0,65
D
6 : 2,4 = 2,5

Slide 11 - Quiz

Bij een verkleining praten wij toch over een vergrotingsfactor. Hoe herken je aan de factor dat het over een verkleining gaat?
A
de factor is een getal onder 1
B
de factor is een getal groter dan 1

Slide 12 - Quiz

Vergrotingsfactor
Oppervlaktevergroting
Inhoudsvergroting
hoeveel keer is het figuur vergroot?
De vergrotingsfactor in het kwadraat (²)
De vergrotingsfactor tot de macht 3 (³)
Pak je schrift!!
Gebruik de aantekeningen die ik hierover heb gegeven bij de volgende opgaven

Slide 13 - Diapositive

De berekening om de factor
bij de vergroting hiernaast is:
A
1,2 x 3 = 3,6 Dus de factor is 3,6
B
1,2 : 3 = 0,4 Dus de factor is 0,4
C
3 : 1,2 = 2,5 Dus de factor is 2,5
D
1,2 x 2,5 = 3 Dus de factor is 2,5

Slide 14 - Quiz

Wat wordt de breedte van de vergroting?
A
2
B
4,5
C
10
D
20

Slide 15 - Quiz

Wat wordt de breedte van de vergroting?
A
2
B
5
C
10
D
20

Slide 16 - Quiz

De diameter van figuur 1 is 30 cm. De diameter van de vergroting is 75 cm. Hoe bereken je de vergrotingsfactor?
1
2
A
30 : 75=0,4 Factor is 0,4
B
30 x 2,5 = 75 Factor is 2,5
C
75 : 30= 2,5 Factor is 2,5
D
75 - 30 = 45 Factor is 45

Slide 17 - Quiz

Wat is de vergrotingsfactor ?
A
6 : 3 = 2
B
3: 6 = 0,5

Slide 18 - Quiz

De figuur is 2x vergroot. Hoeveel keer zo groot wordt dan de oppervlakte?
A
2² = 4
B
2

Slide 19 - Quiz

Een handdoek van 0,8 m² wordt vergroot met factor 1,5. Bereken de nieuwe oppervlakte van de vergroting.
A
0,8 x 1,5 = 1,2 m²
B
0,8 x 1,5² = 1,8 m²

Slide 20 - Quiz

De oppervlakte van een vijver is in een tekening 15 cm². In het echt is de vijver 100 keer zo groot.
Hoe bereken je de nieuwe oppervlakte van de vergroting?
A
15 x 100²
B
15 x 100
C
15 x 10

Slide 21 - Quiz

Bereken hoeveel keer de oppervlakte is vergroot => dus de oppervlaktevergroting.

A
4,5 : 3 = 1,5 1,5² = 2,25
B
4,5 - 3 = 1,5
C
3 x 4,5 = 13,5
D
4,5 : 3 = 1,5

Slide 22 - Quiz

Een tekening wordt met factor 4 vergroot.
Hoeveel keer zo groot wordt de oppervlakte=> dus wat is de oppervlaktevergroting?

A
4 keer
B
4² = 16 keer
C
4³ = 64 keer

Slide 23 - Quiz

De oppervlakte van de kleine figuur is 10 cm². De oppervlakte is 250 cm². Bereken de vergrotingsfactor?

A
250 : 10 = 25
B
250 : 10 = 25 de wortel uit 25 = 5
C
250 : 10 = 25 de derdemachtswortel uit 25 is 2,92

Slide 24 - Quiz

De oppervlakte van de kleine figuur is 9,24 cm². Bereken de oppervlakte van de grote figuur?
A
3,4 : 2 = 1,7
B
2 x 9,24 = 18,48
C
3,4 : 2 = 1,7 9,24 x 1,7³ = 45,40
D
3,4 : 2 = 1,7 9,24 x 1,7² = 26,70

Slide 25 - Quiz

Als de oppervlaktevergroting 49 is, dan is de (normale) vergrotingsfactor.....
A
7
B
49

Slide 26 - Quiz

Als de oppervlaktevergroting 36 is, dan is de (normale) vergroting...
A
36
B
6

Slide 27 - Quiz

Als de vergrotingsfactor van een plat figuur 8 is, dan is de oppervlaktevergroting...
A
8
B
8² = 64

Slide 28 - Quiz

Stel: Er is een kubus met een inhoud van 27 cm³. En de vergrotingsfactor is 2. Wordt de inhoud dan ook 2x zo groot?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

Stel: Er is een kubus met een inhoud van 27 cm³. En de vergrotingsfactor is 2. Hoeveel keer zo groot wordt de inhoud dan?
A
2³ = 8 keer
B
2 keer

Slide 30 - Quiz

Bij een vergroting is de vergrotingsfactor 3. Hoeveel keer groter is de inhoud geworden = > dus de inhoudsvergroting?
A
3³ = 27
B
3
C
3² = 9

Slide 31 - Quiz


De kleine kegel heeft een inhoud van 2 dm³. De kegel wordt 5 keer vergroot. Wat gebeurt er met de inhoud?

A
de inhoud wordt 5 keer zo groot
B
de inhoud wordt 5² = 25 keer zo groot
C
de inhoud wordt 5³ = 125 keer zo groot

Slide 32 - Quiz

De cilinder wordt 1,8 keer vergroot. Hoeveel is de inhoud van de vergroting?
in liter?
A
45 x 1,8 = 81
B
10 x 4,5 = 45
C
45 x 1,8³ = 262,44
D
81

Slide 33 - Quiz

De cilinder wordt met een factor 5 keer vergroot. Wat wordt de nieuwe inhoud in cm³?
A
2545 cm³
B
5089 cm³
C
12723 cm³
D
63617 cm³

Slide 34 - Quiz

Als je 2 oppervlaktes deelt door elkaar dan reken je de oppervlaktevergroting uit.

Wil je terug naar de vergrotingsfactor dan moet je de wortel uit dat getal nemen.

Slide 35 - Diapositive

Hoe bereken je de inhoud van deze cilinder?
A
1² x pi x 3
B
2² x pi x 3
C
3 x pi²
D
2 x 3 x pi

Slide 36 - Quiz

Hoe bereken je de oppervlakte van deze cilinder?
A
opp bovenkant+opp onderkant+opp mantel(rechthoek)
B
straal² x pi x 3

Slide 37 - Quiz

Hoe bereken je de oppervlakte van de cilindermantel?
A
2 x 3
B
2 x pi x 3

Slide 38 - Quiz

Wat is de inhoud
van dit prisma?
A
972 mm³
B
486 mm³
C
1215 mm³
D
608 mm³

Slide 39 - Quiz

Hoe bereken je de inhoud van een piramide en kegel?
A
oppervlakte grondvlak x hoogte
B
1/3 x oppervlakte grondvlak x hoogte
C
lengte x breedte x hoogte
D
alle getallen die je ziet x elkaar

Slide 40 - Quiz

De piramide van Cheops heeft een grondvlak van 230 x 230 meter. De hoogte is 147 meter. Wat is de inhoud van deze piramide?
A
7776300 vierkante meter
B
360 vierkante meter
C
2592100 vierkante meter
D
202 vierkante meter

Slide 41 - Quiz

Hoe bereken je de inhoud van deze piramide?
A
2 x 4 x 5
B
1/2 x 2 x 4 x 5
C
1/3 x 2 x 4 x 5
D
pi x 2 x 4 x 5

Slide 42 - Quiz

Vond je deze lessonup over vergrotingen duidelijk en/of leerzaam?

Slide 43 - Question ouverte