Leren schrijven zinnen over de kleren en futur proche

Leren maken zinnen over de kleren en de futur proche
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leren maken zinnen over de kleren en de futur proche

Slide 1 - Diapositive

Doel: eind van de les kan je:
de futur proche en zinnen over de mode maken en begrijpen

Slide 2 - Diapositive

Wat is de futur proche?
De FUTUR PROCHE, in het Nederlands de nabije toekomst, is een werkwoordtijd. Het drukt iets uit dat zo dadelijk of straks gaat gebeuren.
bijv: ik ga boodschappen doen, ik ga fietsen naar school

Slide 3 - Diapositive

Hoe vorm je de futur proche
Bij de nabije toekomst gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord (ik ga zo opruimen), en in het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: ALLER + hele werkwoord 
bijv: Je vais acheter une robe; tu vas essayer le pantalon

Slide 4 - Diapositive

het maken van de futur proche
A
avoir + hele werkwoord
B
aller + hele werkwoord
C
être + hele werkwoord
D
vouloir + hele werkwoord

Slide 5 - Quiz

de rijtje van aller is:
A
je vais, tu vas, il-elle va, nous allons, vous allez, ils-elles vont
B
je alle, tu alles, il-elle alle, nous allons, vous allez, ils-elles allent
C
je vas, tu vais, il-elle vait, nous vaiyons, vous vaiyez, ils-elles vaiyont
D
je ve, tu ves, il-elle ve, nous velo, vous avions, ils-elles velos

Slide 6 - Quiz

zinnen maken over de mode
onderwerp+ werkwoord + rest van de zin
wie+ wat doet wie+ waar/wat/wanneer/waarom/ met wie..
Sophie achète une jupe à fleurs
Luuk essaye un jean gris

Slide 7 - Diapositive

zet de woorden in de goede volgorde:
porte-Je- une veste bleue

Slide 8 - Question ouverte

zet de woorden in de goede volgorde:
achète-Maxima- rouge-la robe

Slide 9 - Question ouverte

zet de woorden in de goede volgorde:
une casquette rouge -je-sur le site-commande

Slide 10 - Question ouverte

Zet de woorden in de goede volgorde:
je- acheter-un t-shirt-vais

Slide 11 - Question ouverte

zet de woorden in de goede volgorde:
Elle-essayer-une jupe-va-rose

Slide 12 - Question ouverte