Scheikunde: Oefentoetsvragen H2 (beetje H1)

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Oefenen H1 + H2

In deze les gaan we oefenen met de lesstof van H1 en H2.

Hieronder volgen quizvragen.

Probeer deze ZELF te maken!

Succes.

Hoe kunnen we een oplossing scheiden?

1. Destilleren
2. Filtreren
3. Indampen
4. Indampen en destilleren

Noem een voorbeeld van een mengsel van een gas in een vloeistof.

1. Nevel
2. Rook
3. Schuim
4. Schuimrubber

Welk van de onderstaande opties zijn stofeigenschappen?

1. vorm, kleur
2. dichtheid, temperatuur
3. geleidbaarheid, geur
4. brandbaarheid, volume

Wat betekent dit symbool?

1. Giftige stoffen
2. Gevaar gezondheid
3. schadelijke of irriterende stoffen
4. corrosieve stoffen

Welk mengsel?

1. oplossing
2. suspensie
3. emulsie

Bij welke scheidingsmethode wordt gebruik gemaakt van het verschil in oplosbaarheid?

1. wassen
2. snijden
3. extraheren
4. filtreren

Welke type mengsel(s) kan je scheiden m.b.v. bezinken/centrifugeren?

1. suspensie en emulsie
2. suspensie en oplossing
3. oplossing en emulsie
4. alleen suspensie

Wat betekent dit symbool?

1. Giftige stoffen
2. gevaar gezondheid
3. schadelijke of irriterende stoffen
4. gevaar milieu

Hoe wordt dit stuk in
de grafiek genoemd?

1. Kookpunt
2. Smeltpunt
3. Kookpunt
4. kooktraject

Een suspensie is .....

1. Helder
2. Troebel

1. 312 K
2. -232 K
3. 314 K
4. 232 K

Welk mengsel?

1. oplossing
2. suspensie
3. emulsie

Wat is de koudste temperatuur die gehaald kan worden in Kelvin

1. 0 K
2. -273 K
3. 273 K
4. 0

De benzine en het water zijn slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Dit noem je een tweelagensysteem. Waardoor Ontstaat een tweelagensysteem?

1. Door een verschil in deeltjesgrootte
2. Doordat de vaste deeltjes zinken
3. Door een verschil in dichtheid
4. Geen idee

Benzine en water zijn dus slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Je moet een stof toevoegen om dit mengsel egaal te houden, hoe heet zo'n stof?

1. Katalysator
2. Emulgator
3. Centrifigator
4. Extractie middel

Welke faseovergang zie je in het plaatje?

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Sublimeren
4. Koken

Een suspensie kun je scheiden door

1. indampen
2. extraheren/ extractie
3. filtreren
4. destilleren

Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?

1. Bezinken
2. Filtreren
3. Extraheren
4. Extraheren & filtreren

Hoe heet de vaste stof die achterblijft bij filtreren?

1. bezinksel
2. residu
3. filtraat
4. extract

Waar staat de juiste omschrijving

1. A = filter B= filtraat C = residu
2. A = filtraat B = filter C = residu
3. A = filter B = residu C = filtraat
4. A = filtraat B = residu C = filter

Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.

1. Rendement = 187,5%
2. Rendement = 53,3%
3. Rendement = 18,8%
4. Rendement = 40%

Op welk verschil berust indampen?

1. Deeltjesgrootte
2. Aanhechtingsvermogen
3. Oplosbaarheid
4. Kookpunt

Welke scheidingsmethode gebruik je om uit zeewater drinkwater te maken?

1. condenseren
2. destilleren
3. filtreren
4. indampen

Wat gebeurt er met de oplosbaarheid van keukenzout als de temperatuur wordt verlaagd?

1. Deze blijft gelijk
2. Deze wordt hoger
3. Deze wordt lager

een oplossing van een vloeistof in een vloeistof scheid je met

1. indampen
2. destilleren

Hoe wordt aardolie gescheiden in de verschillende fracties?

1. fracteren
2. kraken
3. destilleren
4. soorteren

Oplosbaarheid zuurstof bij 80graden: 25,1 mg/kg. In 500g water is 15 mg zuurstof toegevoegd. Wat is deze oplossing?

1. Onverzadigd
2. Verzadigd
3. Oververzadigd

Destilleren heeft veel overeenkomsten met indampen, maar er is ook een belangrijk verschil.
Wat is het verschil tussen destilleren en indampen?

1. Bij destilleren vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
2. Bij indampen vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
3. Destilleren gebeurt bij een hogere temperatuur.
4. Bij indampen kookt de vloeistof bij een lagere temperatuur.

Juist of onjuist: oplosbaarheid is temperatuurafhankelijk

1. Juist
2. Onjuist

Ryanne heeft 150 mL verzadigde oplossing van keukenzout gemaakt. Bereken hoeveel keukenzout in 150 mL verzadigde oplossing aanwezig is. (oplosbaarheid zout: 359 g/L)

1. 5,39 g
2. 53,9 g
3. 4,40 g
4. 40,4 g

Water (s) ---> Water (l)
Is een voorbeeld van:

1. Chemische reactie
2. Ontledingsreactie
3. Faseovergang
4. Geen chemische reactie

Zie de grafiek. Welke
faseovergang vindt
hier plaats?

1. Stollen
2. Verdampen
3. Condenseren
4. Smelten

Was het nuttig om te oefenen?

1. Ja
2. Nee

Welk onderwerp wil je nog een keer uitgelegd hebben?