Woordvolgorde

Open je lesson up en toets de code in 
 

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Open je lesson up en toets de code in 
 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat versta je onder
Woordvolgorde?

Slide 4 - Carte mentale

Word order-Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houdt een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 5 - Diapositive

wat weet je al van de woordvolgorde
in het engels?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Vidéo

ontleden
voorbeeld zin

Peter watches tv at home every monday
onderwerp
werkwoord
persoonsvorm
lijdend voorwerp
Tijdsbepaling
plaatsbepaling

Slide 8 - Diapositive

Word order : wat moet je weten

Wie-doet- wat-waar-wanneer

OW- WW- LV- plaats- tijd



Slide 9 - Diapositive

Examples

Slide 10 - Diapositive

Wie-doet-wat-waar-wanneer

He had a drink at the pub last night


RULE
Plaats komt voor Tijd als ze naast elkaar staan

Slide 11 - Diapositive

WAT VALT JE OP BIJ DE ONDERSTAANDE ZIN??

We went to school yesterday

Yesterday we went to school

RULE
Plaats en tijd zet je meestal aan het einde van de zin
( de tijd mag ook vooraan, behalve bij vraagzinnen)

Slide 12 - Diapositive

ezelsbruggetje 

Je kent het alfabet. a b c d e… k l m n o P q r s T u v w x y z

plaats voor tijd




Slide 13 - Diapositive

I - an - old lady - helped- at the train station - yesterday.

Slide 14 - Question ouverte

to the cinema - love - I - going.

Slide 15 - Question ouverte

Naomi - me - with my homework - yesterday - helped.

Slide 16 - Question ouverte

I - like - don't -this colour.

Slide 17 - Question ouverte

She'll - here - tomorrow - be

Slide 18 - Question ouverte

flirts - with girls - all the time - he

Slide 19 - Question ouverte

bought - I - last month - a new phone

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Woordvolgorde vragende zin
1. Who/what/which in de zin?
Vooraan zetten en ww erachter.
2. Vorm van to be in de zin?
vorm van to be vooraan zetten.
3. Ander hulpww in de zin?
Hulp ww vooraan.

Slide 22 - Diapositive

Woordvolgorde vraagzin
4. Geen van deze opties hierboven?
Begin de vraag met do/does (tegenwoordige tijd)
of
did (verleden tijd)
Daarna komt het hele werkwoord.

Slide 23 - Diapositive

Voorbeelden vraagzinnen
Who is your idol?
Are you a good student?
Will he ever know the truth?
Do you live in England?
Does he like chocolate?
Did you go to school yesterday?

Slide 24 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
always = altijd
never = nooit
sometimes = soms
usually = gewoonlijk (meestal)
often = vaak
rarely = zelden

Slide 25 - Diapositive

Waar staan ze in de zin?

Deze woorden geven aan hoe vaak iets gebeurt.
1. Ze staan vaak voor het werkwoord.

I always get nervous before a concert.
You often go to the cinema.
We never play tennis.

Slide 26 - Diapositive

Waar staan ze in de zin?
Een bijwoord staat altijd voor het werkwoord, behalve...
als het werkwoord een vorm van 'to be' is:
am/are/is/was/were

I am always late for school.

Slide 27 - Diapositive

Zet rarely in deze zin:
We go to a museum.

Slide 28 - Question ouverte

Zet 'often' in deze zin.
We are doing our homework.

Slide 29 - Question ouverte