Tekst en publiek

Tekst en publiek
Blok 1 - Lezen


1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Tekst en publiek
Blok 1 - Lezen


Slide 1 - Diapositive

Opbouw van de les

  1. Startopdracht
  2. Uitleg
  3. Opdracht
  4. Controleren of lesdoel behaald is

Slide 2 - Diapositive

Startopdracht
Je gaat 3 korte video's bekijken.
Ze gaan alle drie over hetzelfde onderwerp. Maar welke verschillen zie je?

Slide 3 - Diapositive

Video 1  ➡️

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Video 2  ➡️
(Bedenk welke verschillen je ziet met de vorige video.)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Video 3  ➡️
(En hoe verschilt deze van de eerste twee video's?)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Overleg met je buur
Welke video spreekt jou het meeste aan? En waarom?
Bedenk per video voor wie het filmpje gemaakt is.
(2 minuten)



  Video 1                            Video 2                              Video 3
timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

Overleg met je buur
Welke video was vooral bedoeld voor ouderen, welke voor jongeren en welke voor studenten verpleegkunde? En waarom denk je dat? (2 minuten overleg, daarna klassikaal)



  Video 1                            Video 2                              Video 3
timer
2:00

Slide 11 - Diapositive

Klassikale bespreking
Meest aansprekende video:





  Video 1                                Video 2                                 Video 3      

Slide 12 - Diapositive

Klassikale bespreking
Voor ouderenjongeren of studenten verpleegkunde?
En waarom?




  Video 1                                Video 2                                 Video 3      

Slide 13 - Diapositive

Klassikale bespreking




  Video 1                              Video 2                                 Video 3      
        jongeren                            ouderen       studenten verpleegkunde

Slide 14 - Diapositive

Klassikale bespreking




  Video 1                              Video 2                                 Video 3      
        jongeren                            ouderen       studenten verpleegkunde

(snelle montage, simpele uitleg)          (simpel taalgebruik, langzaam)                   (moeilijke woorden, zakelijk)

Slide 15 - Diapositive

Tekst en publiek
Een goede video is meestal gericht op een bepaald publiek. (Bijvoorbeeld: kinderen, hoogopgeleide mensen, ouders, vrouwen van 50+, et cetera.)

Dat geldt ook voor teksten.
Daarover gaat deze les.

Slide 16 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- uitleggen voor welk publiek een bepaalde tekst is geschreven.
- uitleggen hoe deze begrippen een rol spelen bij het afstemmen van een tekst op een bepaald publiek:
één breed publiek, een kleiner gespecialiseerd publiek, een publiek van één persoon/ een kleine groep personen.

Slide 17 - Diapositive

Waarom doen we dit?
Het is goed om te kunnen beoordelen voor welk publiek een tekst is geschreven, want:
- je kunt dan inschatten of een tekst interessant / geschikt is voor jou (of voor je moeder / kleine broertje / neefje / opa / iemand anders)
- deze vaardigheid komt van pas wanneer je zelf teksten gaat schrijven en die moet afstemmen op een bepaald publiek.

Slide 18 - Diapositive

Publiek / doelgroep
'Publiek' betekent hier: de mensen voor wie de tekst bedoeld is. Dus de mensen op wie de schrijver de tekst richt, en die hij / zij hiermee probeert te informeren / vermaken / overtuigen.

Dit noem je ook wel de doelgroep.


Slide 19 - Diapositive

Publiek / doelgroep
'Publiek' betekent hier: de mensen voor wie de tekst bedoeld is. Dus de mensen op wie de schrijver de tekst richt, en die hij / zij hiermee probeert te informeren / vermaken / overtuigen.

Dit noem je ook wel de doelgroep.

Kun je een voorbeeld van een doelgroep noemen?

Slide 20 - Diapositive

Doelgroep: voorbeelden






Kun je een voorbeeld van een doelgroep noemen?

Slide 21 - Diapositive

Doelgroep: voorbeelden
jongeren
werkzoekenden
volwassenen
hiphopliefhebbers
gamers
moslims
voetballiefhebbers
Albert Heijn-klanten
hondenbezitters
ouderen
meisjes
hardlopers
doe-het-zelvers
[enzovoorts!]

Slide 22 - Diapositive

Uitleg
Als een tekst de doelgroep niet aanspreekt, komt de boodschap niet (goed) over en bereikt de schrijver zijn/haar doel niet. Of een tekst de doelgroep aanspreekt, hangt af van:
  1. onderwerp
  2. bron
  3. taalgebruik
  4. vormgeving / lay-out

Slide 23 - Diapositive

1. Onderwerp
Een tekst met opvoedtips is bedoeld voor mensen met kinderen.

Een filmrecensie is vooral interessant voor filmliefhebbers.

Slide 24 - Diapositive

2. Bron
  • Een artikel op de site van Power Unlimited: voor gamers.
  • Een artikel in AutoWeek: voor autoliefhebbers.

  • Er zijn ook bladen en sites voor mannen die graag fitnessen (Men's Health), ouderen (SeniorWeb), mensen die van tuinieren houden (Groei & Bloei) en ga zo maar door.
  • Kranten zijn meestal voor een breed publiek.

Slide 25 - Diapositive

3. Taalgebruik
  • Voor kinderen: korte zinnen, eenvoudige woorden.
  • Voor jongeren: jongerentaal, spreektaal, veel Engelse woorden. Informeel, aanspreekvorm is je / jij.
  • Voor ouderen: aanspreekvorm is u (formeel).
  • Voor wetenschappers: lange zinnen, moeilijke woorden.
  • Voor vakmensen / hoogopgeleiden: veel jargon (vaktaal).

Slide 26 - Diapositive

4. Vormgeving / lay-out
Een ander woord voor vormgeving is lay-out of opmaak.

  • Artikelen voor jongen: vaak veel illustraties, veel kleuren en grote koppen. Ook: minder lang dan artikelen voor oudere of hoog opgeleide mensen.
  • Vakbladen: minder illustratieszakelijke opmaak.

Slide 27 - Diapositive

Begrippen
publiek / doelgroep: de mensen voor wie een tekst bedoeld is
onderwerp: waar de tekst over gaat
bron: het medium (website, tijdschrift, boek, ...) waar de tekst gepubliceerd is
taalgebruik: woordkeuze, zinsbouw en toon van de tekst
jargon: vaktaal / vaktermen
jongerentaal: informeel (niet zakelijk), modewoorden, Engels, straattaal
vormgeving / lay-out: hoe de tekst eruit ziet. Dus onder andere: lettertype, lettergrootte, plaatjes, pagina-indeling. Ander woord: opmaak

Slide 28 - Diapositive

Opdracht
Je gaat nu 3 teksten lezen.

  • Zoek per tekst aanwijzingen voor wie de doelgroep van de tekst is: opvallende woorden, zinnen etc. - streep die aan.
  • Beantwoord de vragen op de hand-out. (15 minuten, in stilte)
  • Klaar? Vergelijk jouw antwoorden met die van je buur en bespreek ze. (5 minuten, met rustig overleg)
timer
15:00

Slide 29 - Diapositive

Klassikale bespreking
  • Tekst 1 - doelgroep: ...
Aanwijzingen: ...
  • Tekst 2 - doelgroep: ...
Aanwijzingen: ...
  • Tekst 3 - doelgroep: ...
Aanwijzingen: ...

Slide 30 - Diapositive

Wat is het publiek van het boek 'Op Niveau'?

Slide 31 - Diapositive

Noem zelf een soort tekst + publiek

Slide 32 - Diapositive

Noem 4 dingen waar je naar moet kijken als je wil weten voor welk publiek een tekst is bestemd.

Slide 33 - Diapositive

Afsluiting
Je kunt nu:

- uitleggen voor welk publiek een bepaalde tekst is geschreven.
- uitleggen hoe deze begrippen een rol spelen bij het afstemmen van een tekst op een bepaald publiek:
één breed publiek, een kleiner gespecialiseerd publiek of een publiek van één peroon/ een kleine groep personen.

Slide 34 - Diapositive

Aan de slag!
Boek blz. 43/44: opdracht 7 (huiswerk)

Slide 35 - Diapositive