v5 week 48

V5 la semaine 48
au cahier : U2 : 11a-11c, 12, 13/ lessonup : le romantisme
o Woots : examentraining (15-20min)
o Apprendre le verbe conclure et vocabulaire u2 : écrire

Place Stanislas, Nancy
A: objectifs de la semaine 
B: corrigeons semaine 47
C : Grammaire I : théorie
D: le romantisme (andere lessonup
E: évaluation de la semaine
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

V5 la semaine 48
au cahier : U2 : 11a-11c, 12, 13/ lessonup : le romantisme
o Woots : examentraining (15-20min)
o Apprendre le verbe conclure et vocabulaire u2 : écrire

Place Stanislas, Nancy
A: objectifs de la semaine 
B: corrigeons semaine 47
C : Grammaire I : théorie
D: le romantisme (andere lessonup
E: évaluation de la semaine

Slide 1 - Diapositive

objectifs de la semaine
- l'ordre des mots : comment faire une phrase?
- grammaire I et écrire 
- le romantisme en France

Slide 2 - Diapositive

weektaak vorige week : 

Ex 7 : A 1 d’après volgens/ 2 accessible toegankelijk / 3 vains tevergeefs/ 4 contredire tegenspreken/ 5 mentionne noemt

Ex 8 : 1 Van adolescenten en volwassenen.
2 Wat betekent slagen in het leven voor adolescenten?
 Wat heb je volgens hen nodig om te slagen?
 Wat vinden volwassenen ervan?
3 Voor adolescenten heeft succes en slagen niet alleen met de toekomst te maken, maar ook met het heden. Met vrienden, familie en met school. Volgens beide groepen zijn motivatie, zelfvertrouwen en hard werken nodig om succesvol te zijn. Meer dan de helft van de jongeren heeft een familielid als voorbeeld/rolmodel

 a In de tweede en derde kolom wordt weergegeven welk belang jongeren en volwassenen  hechten aan de genoemde factoren om een geslaagd leven te leiden





 c In de vierde kolom wordt weergegeven welke factoren volwassenen denken dat jongeren noemen om een geslaagd
d leven te leiden. Dit wordt beschreven in regel 28-31 (Cependant, … du travail (16 %)).

Exercice 9 1 Men denkt vaak dat jongeren ruzie hebben met hun familie en niet geïnteresseerd zijn in school. Jongeren zelf echter vinden dat ze juist op het gebied van familie en school beter slagen dan in liefdesrelaties, sport en kunst.
2 C/ 3 C  / 4 A   
5 15% vd jongeren dat hun moeder als rolmodel ziet
18% vdjongeren dat hun vader als rolmodel ziet
 23% vd jongeren dat een bekend persoon alls rolmodel ziet
6 a d’abord en ensuite
b Hun belangrijkste voorbeelden behoren tot hun familie.
  De factoren om te slagen die jongeren noemen zijn bereikbaar (haalbaar).

 

Slide 3 - Diapositive

8.1 Van adolescenten en volwassenen.

2 Wat betekent slagen in het leven voor adolescenten?
 Wat heb je volgens hen nodig om te slagen?
 Wat vinden volwassenen ervan?
3 Voor adolescenten heeft succes en slagen niet alleen met de toekomst te maken, maar ook met het heden. Met vrienden, familie en met school. Volgens beide groepen zijn motivatie, zelfvertrouwen en hard werken nodig om succesvol te zijn. Meer dan de helft van de jongeren heeft een familielid als voorbeeld/rolmodel.
Exercice 9 – compréhension détaillée
1 Men denkt vaak dat jongeren ruzie hebben met hun familie en niet geïnteresseerd zijn in school. Jongeren zelf echter vinden dat ze juist op het gebied van familie en school beter slagen dan in liefdesrelaties, sport en kunst.
2 C / 3 C / 4 A   
5 15% het perc. jongeren dat hun moeder als rolmodel ziet
 // 18% het percentage jongeren dat hun vader als rolmodel ziet //23% het percentage jongeren dat een bekend persoon als een rolmodel ziet
6 a d’abord en ensuite
 b Hun belangrijkste vb behoren tot hun familie.
 De factoren om te slagen zijn bereikbaar (haalbaar).
7 signaalwoord functie vertaling
 a pas seulement … mais aussi toevoeging, uitbreiding niet alleen … maar ook
 b ainsi que vergelijking evenals
 c de plus toevoeging, uitbreiding bovendien
 d même si tegenstelling zelfs als
 e cependant tegenstelling echter
 f lorsque tijdsvolgorde terwijl
 g mais tegenstelling maar
8 a In de tweede en derde kolom wordt weergegeven welk belang jongeren en volwassenen  hechten aan de genoemde factoren om een geslaagd leven te leiden




Slide 4 - Diapositive


8 b regel 21-27 (Adolescents et adultes … bien dans sa peau)
 c In de vierde kolom wordt weergegeven welke factoren volwassenen denken dat jongeren noemen om een geslaagd leven te leiden. Dit wordt beschreven in regel 28-31 (Cependant, … du travail (16 %)).

9 a Dat zijn de gebieden waarin jongeren de indruk hebben dat ze het beste slagen. / Jongeren
   hebben de indruk dat ze in deze gebieden het beste slagen.
 b De vetgedrukte woorden beklemtonen het zinsdeel dat tussen deze woorden staat.

Slide 5 - Diapositive

C : l'ordre des mots : grammaire I

Standaard zinsvolgorde     
Bepalingen van tijd/plaats - onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

Voorbeelden
 Hier     ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 
 Demain    je      vais faire    mes devoirs      à l'école
11a-d

Slide 6 - Diapositive

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd


Slide 7 - Diapositive

Alle werkwoorden staan altijd bij elkaar
Voorbeelden:
- Nous sommes en vacances en France.
- Nous sommes allés en vacances en France.
- Nous allons aller en vacances en France.
- Nous irons en vacances en France
- Nous avons voulu aller en vacances en France ?

Slide 8 - Diapositive

Eerst Lijdend vw dan Meewerkend vw
  1. Nous avons donné des cadeaux à nos amis =>                        nous les leur avons donné
  2. Le prof va enseigner les maths à ses élèves =>                               le prof va les leur enseigner
  3. Le guide raconte l'histoire du monument historique au touriste => Il la lui raconte
  4. Le chien a apporté la balle à son maître =>                                    le chien la lui a apporté

Slide 9 - Diapositive

Plaats van het vnw LV / MV 
Let op: als het LV 'le, la of les' is:
Infinitif / heel ww? :   vóór de infinitief       Il  va  le  faire.
Anders:                          vóór de pv                  Il   l' a  fait.

Let op: als het MV 'lui of leur' is :
Infinitif / heel ww? : vóór de infinitief    Je vais le lui dire
Anders:        vóór de pv  Il l' a fait.            Je le lui dis

Slide 10 - Diapositive


1. De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
   Après, on va manger ensemble.                          Daarna gaan we samen eten.

2. De bepaling van plaats staat in het Frans meestal aan einde van de zin.
    On va manger ensemble au restaurant.           We gaan samen eten in het restaurant.

3.  Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, heb je 2 opties:
-    eerst de tijd (vooraan) en dan de plaats (achteraan).
     Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.
     (ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer)

-  Je zet ze beide achteraan met eerst de plaats en dan de tijd
    Je vais jouer de la guitare dans ma chambre cet après-midi.


Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Slide 11 - Diapositive

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin

De ontkenning staat alijd om het eerste ww heen!



1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. ik ga morgen geen jurk kopen
    Je ne  vais pas acheter de robe demain.

3.  Ik zal volgende week niet naar school kunnen gaan
      La semaine prochaine je ne pourrai pas aller à l'école


Slide 12 - Diapositive

NE ...persoonsvorm... PAS/PLUS/RIEN
voorbeelden:
Je ne veux pas aller en France.   (gezegde = veux aller)
Tu n'es plus allé en vacances en France.  (gezegde = es allé)
Elle n'a jamais été en France.             (gezegde = a été)
Nous n'avons rien pu faire en France. (gezegde = avons pu faire)

Slide 13 - Diapositive

Plaats van het bijwoord
De plaats van het bijwoord is afhankelijk van waar het betrekking op heeft. 

Op de hele zin : helemaal vooraan 
Heureusement, mon prof ne sera jamais remplacé par un robot 

Op een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord : direct ervoor 
Je pense que c'est une très bonne idée.
Il a trop vite changé d'avis.

Op een ww : direct achter de persoonsvorm (= het 1e ww) behalve als deze ontkennend is, dan na het 2e deel van de ontk.
J' aime beaucoup les fraises
Je n' aime pas beaucoup les fraises

J' ai toujours détesté les notes. 
Je n' ai pas toujours détesté les notes

Slide 14 - Diapositive

In het Frans is de woordvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Heureusement elle veut demain courir les magasins avec moi.
A
heureusement
B
demain
C
courir
D
avec moi

Slide 16 - Quiz

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Il n'a pas fait bien ses devoirs

A
n'
B
pas
C
fait
D
bien

Slide 17 - Quiz

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Tu me veux donner ce livre la semaine prochaine?
A
me
B
donner
C
ce livre
D
la semaine prochaine

Slide 18 - Quiz

De Franse woordvolgorde gaat zo:
A
1. onderwerp 2. hulpwerkwoord 3.de rest
B
1. onderwerp 2. voltooid deelwoord 3. de rest
C
1. onderwerp 2. ALLE werkwoorden 3. de rest
D
1. de rest 2. onderwerp 3. ALLE werkwoorden

Slide 19 - Quiz

Begin de zin met een hoofdletter en eindig met een punt.
conseillé de - m'- manger des pâtes - Elle- a

Slide 20 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
ont-leur temps d'entraînement - Les athlètes - réduit

Slide 21 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
a- pour ses fans - le chanteur français - L'année dernière - un grand concert- donné

Slide 22 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
lui - envoyé - les devoirs - l'élève - par mail - Heureusement - a

Slide 23 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
veulent- une carte postale - bien -Les filles - envoyer - à leur idole

Slide 24 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een puntdans le monde entier - elle - devenue- célèbre- très - est

Slide 25 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
ne - depuis cette année - prof - plus - leur - de notes - donne

Slide 26 - Question ouverte

begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
éducatifs - ans - élèves - jouer - le futur - à l'école - à des jeux vidéo - vont

Slide 27 - Question ouverte

begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt.
pas -le musicien - la vérité - va - aux médias - ne - dire

Slide 28 - Question ouverte

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt.
ne - nouveau - mes - le système d'évaluation - comprennent - pas du tout - parents

Slide 29 - Question ouverte

d : le romantisme
zie andere lessonup

Slide 30 - Diapositive

beoordeling :
- volledigheid uitgevoerde opdrachten (1)       -communicatie- spreekgemak (4)      - niveau vocabulaire (2)
-grammatica/ zinsbouw (1)                                    - uitspraak (1)                                              -originaliteit (3) 
- deadline niet gehaald : wordt verrekend in score 'volledigheid uitgevoerde opdrachten'.

Slide 31 - Diapositive

M***  Présenter une biographie
La vie des personnes célèbres est très connue. Où elles sont nées, où elles habitent, quels sont leurs grands succès dans leur carrière. Dans de nombreux magazines ou sur Internet on peut trouver des informations sur des personnes célèbres ou moins célèbres.Présentez la biographie d'une personne célèbre de votre choix.
Consigne
Choisissez une femme ou un homme français(e) ou francophone célèbre. Lisez plusieurs biographies sur la personne choisie. Choisissez les informations pertinentes, intéressantes, connues ou moins connues. Recherchez des informations sur le talent spécifique de cette personne.Faites une petite biographie en français en écrivant « je », donc comme si c'était votre biographie.Ne nommez pas la personne.Présentez oralement « votre » autobiographie. Les autres élèves doivent deviner de qui il s'agit.
Pour vous aider ;Faites attention aux temps utilisés : imparfait ou passé composé.













M**
Présenter son loisir préféré
Faites une présentation de votre loisir ou sport préféré.
Consigne
Précisez les règles, les outils ou les accessoires. Vous pouvez faire un Powerpoint ou un film. Dites pourquoi vous aimez ce hobby.
Pour vous aider
Pour les mots techniques, vous pouvez utiliser un dictionnaire.




Slide 32 - Diapositive